Deontologische vragen bij ‘De Zaak De Schutter’

De discretie doorbreken van een – al dan niet terecht – ingezonden ingebrekestelling, en ze herleiden tot marketinginstrument, het had me getroffen. Dat is wat Canvas via zijn website vorige week deed naar aanleiding van de eerste aflevering van DE ZAAK, met de reconstructie van het proces Van Noppen. Blijkens de op de uitzendingsdag in de kranten te lezen polemiek, was de ingebrekestelling daarbij behoorlijk uit haar verband gerukt, maar wie maalt daarom: zoveel gratis redactionele ruimte om de eerste uitzending van een reeks te promoten, dat is meegenomen. Gaat dit nog om journalistiek, of is het marketing, waarbij de zorgvuldigheid om andermans rechtmatige belangen en rechten te ontzien wordt omgezet in propaganda ter verdediging van het marktaandeel?

Met die vragen in mijn hoofd heb ik het programma gevolgd, en het riep onmiddellijk enkele mediarechtelijke en deontologische vragen bij me op. De bijdrage van Inge Ghijs (De Standaard, 3 okt.) brengt me ertoe die vragen publiek te stellen. Op grond van haar ervaring tijdens het gehele proces, besloot Ghijs tot de totale ongeloofwaardigheid van De Schutter, één van de veroordeelden; inmiddels bemerk ik dat ook Douglas De Coninck (De Morgen, 4 okt.) dat doet, en ook al… Carl De Schutter zelf, die in Het Laatste Nieuws van 1 oktober, daags na de uitzending, nog weer eens met een andere versie uitpakte. Ghijs voegde aan haar commentaar toe dat de zgn. reconstructie haar ook niets wijzer had gemaakt. Tja, waartoe dient dan zulk programma? Zoals gezegd: enkele vragen.

Een eerste vraag betreft de vrijgave van het gerechtsdossier voor dit programma: was dit in hoofde van de Belgische Staat wel geoorloofd? Immers, de Belgische Staat dient zich in verband met deze zaak nog te verantwoorden voor eventuele miskenning van de beginselen van correcte procesvoering voor het Straatsburgse Hof voor de Rechten van de Mens. De indruk bestaat dat de Belgische Staat dit verweer nu via de media laat voeren, en dat is slecht bestuur in hoofde van justitie. Media mogen uiteraard aandacht besteden aan hangende rechtsgeschillen die het algemeen belang raken, teneinde het publiek de evenwichtige informatie aan te reiken om zulke processen goed te kunnen volgen, maar daarbij dient extra te worden gewaakt over de volledigheid en het evenwicht in de berichtgeving.

Dit brengt mij meteen bij de tweede vraag: ik suggereerde immers bij de behandeling van de eerste vraag een zekere mate van eenzijdigheid. En ja, wat mij het meest is bijgebleven dinsdagavond, is dat de gehele zgn. “reconstructie” bleek te berusten op één bron, nl. De Schutter die klaarblijkelijk een klein uur zendexclusiviteit aangereikt kreeg om nog eens één van zijn versies te herhalen, zonder enige vorm van tegenspraak en zonder enig kritisch voorbehoud. Hebben de programmamakers zich daar geen vragen bij gesteld? Ze hebben zich, blijkens De Schutter’s nieuwe versie ’s anderendaags, wel zeer verregaand laten misleiden. Mochten ze hun journalistiek werk een beetje professioneel hebben aangepakt, dan zouden ze zich niet zo belachelijk hebben gemaakt.

Dit brengt me bij de derde vraag: welke redactionele en deontologische waarborgen hanteert de openbare omroep tav informatie uit één bron? In 2003 hebben de voorzitter van de raad van bestuur van de BBC, evenals de gedelegeerd bestuurder en een journalist, ontslag genomen, omdat de deontologische regels inzake single source-information waren miskend (www.the-hutton-inquiry.org.uk ), hetgeen de zwaarwichtigheid aantoont van de vraag. Hoe is het in godsnaam mogelijk dat iets als “reconstructie” wordt voorgesteld, terwijl men het geheel van zijn journalistiek project laat berusten op de one man show van een notoir leugenaar? Bij gebrek aan meerdere bronnen had een correcte professionele en deontologische afweging kunnen zijn dat het materiaal voor een “reconstructie” ontbrak: wellicht te vroeg, mede gelet op de nog aanhangige rechtszaak. Wie in die omstandigheden toch de àndere keuze maakt, en doorgaat met zijn programma-idee, verhoogt aanzienlijk de eisen waaraan het programma redactioneel, juridisch en deontologisch moet voldoen. Als men er dan manifest niet in slaagt die hoge norm te respecteren, dient zich opnieuw de optie aan om van het aanvankelijk idee af te zien. Dat zou de redactie meer hebben gesierd, dan de obstinate uitzending van dit stuk, waarvan de historische reconstructiewaarde onbestaande is, zoals reeds ’s anderendaags ook werd aangetoond door degene die men naïef zijn exclusief vertrouwen had gegeven.

De mediavrijheid strekt ertoe om correcte, volledige, accurate informatie te geven over maatschappelijke aangelegenheden van algemeen belang, zo luidt de rechtspraak van het Hof voor de Mensenrechten in Straatsburg; dat sluit aan bij de opvatting dat journalistiek gelijkstaat met “the discipline of verification” (Bill Kovach en Tom Rosenstiel). Als je het materiaal niet hebt om die verificatie en controle te doen, heb je ook geen journalistiek produkt. Die beoordeling heeft bij de hier besproken uitzending gefaald. Zoals een ervaren journalist het recent uitdrukte: “Het is tijd dat wij journalisten onze hoogmoed opgeven en bescheidenheid en menselijkheid als waarden terug ontdekken. De beste manier om dat te doen bestaat erin om toe te geven dat ook wij vergissingen begaan” (Craig SilvermanRegret the Error. How media mistakes pollute the press and imperil free speech”, 2007).

De laatste vraag vloeit voort uit de vorige: op welke wijze zullen de programmamakers dit misbruik van gemeenschapsgeld en de manifest verkeerde opiniëring rechtzetten?*

Auteur: Leo NEELS
Dlt. Hoofddocent Mediarecht KULeuven en UAntwerpen.

Dit opiniestuk verscheen eerder in De Standaard van 8 okober 2008.

*Aanvulling op 9 oktober 2008 in De Standaard:
In zijn opiniestuk over de moord op Karel Van Noppen (DS 8 oktober) vroeg Leo Neels zich onder andere af of de vrijgave van het gerechtsdossier voor het programma ‘De Zaak’ geoorloofd was in hoofde van de Belgische Staat, ‘omdat de staat zich nog moest verantwoorden voor het Hof voor de Rechten van de Mens’. Die procedure is echter voorbij. ‘Daardoor vervalt de feitelijke grondslag voor mijn eerste vraag’, laat Neels weten.

matuvu