Journalistieke lessen

De Minister voor Media heeft de journalistieke code niet mee ondertekend, ze heeft deze mee voorgesteld (www.ingridlieten.be ; www.rvdj.be ). Juist is juist: terecht werden mij de oren gewassen door de ombudsman van de Raad voor de Journalistiek (Knack 10 nov. 2010, p. 27). Dank je, Filip! Mijn bron was een artikel van je collega-ombudsman van De Standaard, die de ondertekening meldde (Filip Verhoest, Gids voor correcte journalistiek, DS 11 okt. 2010).

Nergens suggereerde mijn tekst dat de Code een werkstuk zou zijn geweest van de Minister: ik verwees trouwens voor de liefhebbers rechtstreeks naar de website van de Raad. Blijft dat in mijn stukje (Journalistieke Vrijbuiterij, Knack 3 nov. 2010) werd gewezen op een zekere vorm van nabijheid die ontstaan is tussen journalistieke instanties en de overheid. Is dat nu een goede of een minder wenselijke evolutie? Dat is het echt debat. Ik heb die vraag geagendeerd, het loont de moeite erover na te denken. Branchevervaging is overal merkbaar; een andere vorm waarin de branchevervaging zich voordoet is de makkelijke overstap van journalistiek naar politiek. De oude tegenstelling “us” – de nobele burger – versus “them” – de gewantrouwde overheid – vervaagt ook.

Zo werd in Nederland de vijftigste (!) verjaardag van de Raad voor de Journalistiek gehuldigd met een toespraak van een vooraanstaand Kamerlid, mevr. Femke Halsema, het gezicht van GroenLinks. Die startte terecht met een fors pleidooi voor politieke terughoudendheid ten aanzien van mediaregulering. Ze ging fors verder met kritische aandachtspunten voor de journalistieke gilde. Die heeft, aldus Mevrouw Halsema, een dubbele morele standaard. Onder die noemer gaf ze aan de verzamelde Hollandse redacties doordenkertjes mee zoals… onzorgvuldigheid, herkauwersmentaliteit (“meningitis”), schending van privéleven, te beperkte rechtzettingsbereidheid, en manipulatie van interviewquotes. Ze sloot haar toespraak af met de knipoog, dat het nu opnieuw aan de journalisten was om haar weer te beoordelen (www.femkehalsema.nl ). Een volwassen discours overheid-redacties. Daar kan de samenleving alleen maar bij winnen.

Blijft toch de legitieme vraag hoe het journalistieke vak de eigen toekomst ziet. Inderdaad, het is en blijft moeilijk om écht collectief te professionaliseren. De enen streven daar op sectoraal niveau naar, vaak met ondankbaar vrijwilligerswerk, terwijl de anderen voorhouden dat ze dat alle dagen doen in hun redactioneel werk… waardoor ze geen tijd hebben om sectoraal te vergaderen.

De omstandigheid dat we, gelet op de beperkte middelen en de economische contekst, alsnog redelijk verkopende of gewaardeerde media hebben, verblindt een beetje. Ze plaatst een rem op sectorale professionalisering van het vak zelf. Mediabedrijven en uitgevers zetten grote stappen, maar zijn de redacties en journalisten zelf zeker dat ze evenredig professionaliseren met betrekking tot hun eigen beroepsuitoefening, best practices en deontologie? Elk zegt in de eigen hoek goed bezig te zijn, en heeft “God noch gebod” van doen om te weten hoe het journalistiek product moet worden gemaakt.

Zelfs als dat zo zou zijn, draagt het weinig bij tot de collectieve vakreputatie. Immers, kritische zelfbevraging is de beste remedie voor een beroep om de maatschappelijke positie en het publiek vertrouwen te vrijwaren of terug te veroveren. Eén van de beklijvende vragen is hoe je daarmee aanvangt wanneer het eigen beroep maar moeizaam meewil, en hoe de cowboys en –girls van de branche vanuit zelfregulering bij de deontologische les kunnen worden betrokken.

Buitenstaanders oordelen soms fel, en insiders herleiden hun beoordeling soms tot afrekening.

Uitzonderingen daargelaten, vat dat een recente verzameling opstellen over het onderwerp (F. THEVISSEN (red.), De vierde Onmacht, Journalisten, politici en critici over media en journalistiek, 2010), vrij goed samen. Daarmee is het boek een goede afspiegeling van de journalistieke variëteit zelf.

Auteur: Leo Neels
Dit stuk verscheen in Knack.

matuvu