Zieke Journalistiek

“Gemalen insecten zijn dure medicijn”. (…) “De belangrijkste klant (van de kakkerlakkenkweker) is de

farmaceutische industrie.” (DS 27 februari). Spectaculair artikel over een Chinese kakkerlakkenkweker die zijn diertjes vermaalt tot grondstof voor geneesmiddelen. Nochtans, gemalen kakkerlak is, volgens de Europese farmacopee, beslist géén grondstof van geneesmiddelen. Hoe zit dat dan? Zeer oplettende lezertjes kunnen, verder in het artikel, bemerken dat het artikel gaat over zgn. traditionele Chinese medicijnen, nergens staat er dat het niet gaat over wat wij “geneesmiddelen” noemen. Dit had zorgvuldiger gekund.

Helaas, zorgvuldigheid speelt weinig rol bij berichtgeving over geneesmiddelen.

Een ander voorbeeld werd geleverd in een interview met de Minister van Sociale Zaken, Mevr. Onkelinx (DT, 22 februari). Eén van haar antwoorden op de vragen van de redacteurs luidt als volgt: “(Natuurlijk moet er bespaard worden). Zo zijn de kosten voor medicijnen sedert 2006 met 15 procent gedaald”. Zo staat het er. Dat is uiteraard fout. De uitgaven voor geneesmiddelen evolueerden sedert 2006 van 3,1 naar ong. 4,1 miA €, niet echt een daling met 15%.

Hoe zijn zulke fouten te verklaren? Sommige redacties menen dat antwoorden van een geïnterviewd persoon gewoon worden afgedrukt, zonder meer. Het zou er niet toe doen of ze steekhoudend zijn. Enkel de gast zou, volgens die opvatting, verantwoordelijk zijn voor de inhoud, niet de journalist. Dat is een eigenaardige opvatting, maar soms wordt ze nog verdedigd. Het échte journalistieke métier bestaat er toch in om een oppervlakkig antwoord in vraag te stellen. Het in De Tijd afgedrukt antwoord is totaal foutief: meer zelfs, iedereen kon zien dat het niet kàn kloppen. Hallo, eindredactie?

Kan de verklaring zijn dat interviewers totaal niet vertrouwd zijn met de materie waarover hun gast spreekt, en dat ze niet opmerkten dat het antwoord of hun samenvatting ervan niet steekhoudend was? Wellicht bedoelde Mevr. Onkelinx (die haar dossiers kent) dat de gemiddelde prijs van een “dagelijkse behandelingsdosis” (dat is een meeteenheid in geneesmiddelenbeleid) met 15% is gedaald, misschien zei ze het zelfs zo. Dat zou juist kunnen zijn. Die daling is maar zeer gedeeltelijk te verklaren door sommige beslissingen inzake prijsdalingen; een groot deel is het gevolg van octrooiverval van geneesmiddelen met een belangrijk uitgavenprofiel. Dat is een automatisme, geen verdienste. Dat had dan ook een vraag verdiend, of een opmerking, niet? Wat de verklaring voor zulke fouten ook is, het verdient altijd aanbeveling dat journalisten weten waarover ze schrijven.

Een ander voorbeeld van onzorgvuldigheid leverde de titel “Honderden geneesmiddelen niet werkzaam of onveilig” (DS 17 februari, p. 1). Het artikel verwees naar een studie van Test-Aankoop/Test- Gezondheid (persbericht, 17 februari). Die zou zo’n 4.000 geneesmiddelen onderzocht hebben. Dat onderzoek leidt tot een “slecht rapport” voor 573 geneesmiddelen: van 460 bestaan “ernstige twijfels of ze wel werken of voldoende veilig zijn”, van 113 “raden experten het gebruik ten stelligste af”. Geen énkele kritische noot in DS, noch over dit onderzoek door Test-Aankoop, noch over de conclusie. Weliswaar werd (kort en op p. 10) ook enige aandacht geschonken aan twee reacties, van het Geneesmiddelenagentschap en van pharma.be. De voorpagina herhaalt eenzijdig en zonder kritische bedenking de conclusies van de consumentenvereniging.

Al wat er beweerd werd, lijkt sterk op het al in 2012 gelanceerd boek van prof. Even en Debré: “Les 4.000 médicaments utiles, inutiles et dangereux.” Wetenschappers, nationale en internationale gezondheidsautoriteiten, ziekenhuizen, artsen en apothekers hebben het toen wat ondergaan, als een nieuwe aflevering in de zeer lucratieve anti-farma-bibliotheek. Dergelijke radikale opinies zijn er wel meer, en zelden hebben ze een sterke feitelijke grondslag. Zoals gewoonlijk werden ze weer met véél ophef gelanceerd: radikaal, schandaalsfeer, iedereen is verdacht of verkocht! Succes gegarandeerd: 200.000 ex. verkocht. De indruk bestaat dat TA hier nog laat een graantje van wil meepikken. Zeker is dat dit werkt: het levert kritiekloze media-aandacht op (alle kranten en omroepen van 17 februari e.v.). Dat, o.m., prof. Debré al zijn spijt uitdrukte voor sommige van zijn uitlatingen (o.m. nog recent, in Le Monde van 22 januari), is een detail en voor de Vlaamse redacties onbestaande.

Dit is een ernstig fenomeen van moderne journalistiek. Als een opinie kritisch is, dan nemen redacties ze snel aan als waar, en gaan ze megafoneren. Het is zeldzaam dat een kritische opinie, bvb. Van TA of van een niet-gouvernementele organisatie, ook eens kritisch wordt bejegend. Er is een soort van een even spontane als naïeve journalistieke welwillendheid ten opzichte van sommige opinies. Die leidt tot verzaking aan journalistiek vakmanschap. Is de oorzaak dat de journalistieke mening een nuchter zicht op feiten verhindert, of afwezigheid van expertise, wie zal het zeggen?

Een kritische bevraging had kunnen zijn waarom de nationale en internationale bevoegde autoriteiten, wetenschappers en artsen niet onmiddellijk, bij de publicatie van het boek, maatregelen hebben getroffen om de 573 nutteloze en/of gevaarlijke geneesmiddelen uit de handel te halen. Die vraagt wordt in DS en TA niet gesteld. De verklaring is dat er altijd meningsverschil is over de werking en veiligheid van geneesmiddelen, alle kenners beseffen dat. Medici, farmabedrijven en autoriteiten volgen dit op de voet op, en dragen verantwoordelijkheid voor hun beslissingen. Bij nader inzicht zijn er over veel geneesmiddelen wat radikaler uitgedrukte opinies, maar is de verantwoordelijke beoordeling toch dat de zorgvuldige afweging van voordelen en risico’s voor het behoud van het geneesmiddel pleit. Maar ja, dat bekt blijkbaar onvoldoende voor mediatitels, krantenpagina’s of talkshowonderwerpen.

Vele journalisten hebben daar geen notie van, ze zijn van oordeel dat er maar één waarheid is, dat is de sloganmatige negatieve opinie. Daar hebben ze grote empathie voor, en ze nemen die snel klakkeloos over. Daar hebben we geen journalisten voor nodig, dat is journalistiek verzuim. Zulke onzorgvuldigheid kan ook gevolgen hebben, indien patiënten toch onder de indruk geraken van de journalistieke stelligheid en hun therapie zouden onderbreken of afbreken zonder verder overleg. Realiseren redacties zich hun verantwoordelijkheid in het voeden van angst – the culture of fear (Frank FUREDI, The politics of Fear, 2005)?

En wat DS en geneesmiddelenberichtgeving betreft, je kan er gif op innemen dat dr. Dirk Van Duppen op de opiniepagina het laatste woord voert, er zijn nog redactionele wetmatigheden. (DS, 18 februari).

Leo Neels