Oudstrijders

Een plechtige aaneenschakeling van zorgen en beloften, dat was de voorspelbare uitkomst van de pompeuze “Staten-generaal van de media”, georganiseerd op initiatief van de Vlaamse regering. Naast de onvermijdelijke algemeenheden die bij groots opgezette initiatieven horen, blijft voornamelijk de storende zwakheid bij van de stem van het journalistengild.

Gilden zijn verdwenen beroepscorporaties; met de VVJ/AVBB, die trachten het debat te beheersen, loopt het journalistenberoep nu het gevaar met grote beslistheid bij die verdwenen corporatistische gezelschappen terecht te komen.

Vandaag, in 2009, hebben ook mediabedrijven het moeilijk; advertentie-inkomsten dalen fors, zodat ook zij worden gereorganiseerd. Daar komt bij dat vele andere soorten van “nieuwe media” zijn ontstaan die nu elementaire informatie verdelen: websites, blogs, twitters, sms-diensten, enz.: veelal dient daar de “news alert” alleen nog om iets anders te verkopen: het betalend sms-je, de banner op de website of de publiciteitsruimte in het gratis blad. Het gaat in de regel ook om diensten of aanbieders die als deze zelfstandige operatie verlieslatend zijn.

Mediabedrijven hebben veel geïnvesteerd in internetdiensten, doch vinden er nauwelijks een koopkrachtige markt. Er wegblijven leek geen optie, en eraan deelnemen kost handenvol geld en kan het oorspronkelijk hoofdprodukt kannibaliseren; elk mediabedrijf worstelt met die overgang, die nog altijd niet of nog niet altijd is gevat in een rendabel exploitatiemodel.

De journalisten die aanvoerden op te komen voor de journalistieke opinie in dit debat – de coalitie VVJ/AVBB/syndicaten – voeren nog veldslagen van vele jaren geleden: tégen de patroon, tégen de directie, tégen de grote boze buitenwereld, onder het mom nog de laatste verdedigers te zijn van “de essentiële maatschappelijke rol van de media”, van “kwaliteit”, van “pluralisme”. Dàt journalistendiscours is misleidend.

Vooreerst miskent het de gigantische kwaliteitssprong die media hebben gemaakt. Er is de jongste jaren een buitengewoon kwalitatief aanbod; het leeft en overleeft naast een dramatisch aanbod van brol: vroeger had je brol en zuilgebonden opiniëring, vandaag heb je een breed en gedegen feitenaanbod, veelzijdige en kwalitatieve opiniëring, en veel brol. Maar in het algemeen is er ook een kwaliteit gekomen die er vroeger niet was. Die kwaliteit schuilt overal: in de selectieve media en bij de grootpublieksmedia; ook de brol is overal, ook bij de zgn. kwaliteitsmedia.

Vervolgens blijft het journalistiek bon ton om te kappen op de “patron”, alsof die een soort van pre-Daensondernemer is voor wie (citaat!) “kwaliteit en pluralisme geen primair doel zijn maar slechts een bijprodukt op weg naar meer rendement”. (Media-)bedrijven die zo zouden omgaan met hun produkt zijn verdwenen of moeten nog verdwijnen: zouden de journalisten die zulke dwaasheden schrijven iets hebben gemerkt van de bankencrisis? De journalisten misbruiken de toestand om hun achterhaalde corporatistisch-syndicale strijd tégen de directie, en zeker tegen de journalisten die mee het beleid van hun mediabedrijf bepalen, te reanimeren: oef, we kunnen weer een externe vijand benoemen!

In die lijn past het de VVJ/AVBB-kongsie om, voorts, dringend overheidstussenkomst te vorderen, namelijk niets minder dan de wettelijk verplichte invoering van redactiestatuten, regeltjes en normen, syndicaal gemak en arbeidscomfort, onder de hogere want onverdachte leiding van henzelf: de “redactionele onafhankelijkheid” – het vaakst misbruikte begrip in mediadebatten – als mom voor een alliantie tussen een zéér actief interveniërende overheid en een corporatie die nauwelijks spontaan voet aan de grond heeft op de redactievloer. Dat is doorzichtig opportunisme, dat van aard is de verdere professionalisering, modernisering en verantwoordelijkheidszin van het journalistiek métier zelf te vertragen.

Er zijn geen mirakeloplossingen voor de volgende ontwikkelingsfase van mediabedrijven. Maar men moet er zich voor hoeden om veranderingsmomenten die zich aandienen aan te wenden voor resolute stappen achterwaarts. Dat een vocale minderheid die toestand in eigen voordeel tracht om te buigen, en daarbij syndicaal-corporatistische eisen als glijmiddel naar solidariteit inzet is niet zo verwonderlijk, doch het is opmerkelijk dat ook onder journalisten de andersdenkende groep zich als zwijgende meerderheid profileert. Ook op die wijze troubleert journalistiek falen het échte debat. Eigen winstoogmerk eerst, maar dat van mediabedrijven zou plots de persvrijheid bedreigen: wie gelooft die mensen nog?

Auteur: Leo Neels
Dit stuk verscheen eerder op Knack.be

matuvu