Handel of beroep?

Journalistiek evolueerde, al 100 jaar geleden, van een handel naar een beroep, “from a trade to a profession”, van een commerciële naar een intellectuele activiteit. Aanvankelijk platte commercialiteit veranderde naar een maatschappelijke rol vanuit een journalistiek métier met waarden en normen. Dat laatste beeld spoort niet met de zelden positieve reputatie die vandaag aan journalisten of media wordt toegeschreven. Soms versterken journalisten dat actuele beeld ook zelf, wanneer hun beroepskringen in een voortdurende lamentatio blijven over het eigen vak, en hun arbeidsvoorwaarden en werkingsmiddelen aanvoeren als verklaringsfactor van redactioneel falen.

Beroepen als notaris en advocaat hebben de jongste decennia een fenomenale professionalisering doorgemaakt: beide beroepsgroepen moderniseerden hun uitstraling aanzienlijk. Waar blijven de journalisten? De investering in de ontwikkeling van het beroep gebeurt vanuit een beperkte kring die het moeilijk heeft om de ideeën van zijn achterban tot uiting te brengen en door de collega’s echt erkend te worden. Voor een beroepsgroep die gebruikelijk het woord voert of de pen ter hand neemt blijft dit een merkwaardige paradox.

Een verklarend element voor deze paradox is dat mediadirecties onvoldoende bezig zijn met deontologische zorg en journalistieke excellentie, terwijl de aandacht van journalisten voor de deontologie van hun métier vaak dicht ligt bij de behartiging van syndicale belangen, té dicht. Deontologische noties krijgen dan een corporatistische connotatie die de ethische grondslag ervan vertroebelt. Ook andere beroepen hebben de fase gekend waarin deontologie een instrument was ter bescherming van de corporatie – eerder dan een essentiële vertaling van de maatschappelijke functie van het beroep. Zo beschouwd, ligt deontologie dicht bij de evolutie naar corporate governance die steunt op de maatschappelijke verantwoordingsplicht van alle activiteiten, ook deze die door private vennootschappen worden ondernomen. Slimme sectoren hebben dat verwachtingspatroon adequaat geïncorporeerd en hun ethisch verrijkt businessmodel beter gepositioneerd. De moeilijkheidsgraad van die evolutie is niet te onderschatten: governance, deontologie en corporate social responsibility zijn dan forse instrumenten waarmee private vennootschappen zich in het actueel maatschappelijk waardenpatroon integreren. Volgen de mediabedrijven?

In de journalistiek situeert men de eerste grote stap voorwaarts al 100 jaar terug (B.H. WINFIELD, Journalism 1908. Birth of a Profession, 2008; S. WARD, The invention of Journalism Ethics, The path to Objectivity and Beyond, 2004): van sensatiepers naar media die hun maatschappelijke functie waarnemen. Daarop rust het idee van de “waakhond van de democratie”, die waarheid distilleert wanneer leugen regeert, en een breed gamma van goed gefundeerde en toegelichte standpunten naar voor brengt over belangrijke maatschappelijke zaken. Van dat kaliber mag de journalistieke bijdrage aan de samenleving zijn. Dan zijn journalisten geen handelaars meer of een produktie-onderdeel van goed verkopend papier of zendtijd, maar vervullen zij wel hun maatschappelijk relevante functie. Dan is respect voor de journalistieke deontologie ook geen optie, maar een noodzakelijke bijdrage tot intelligent business development.

Op dit vlak kan het journalistiek métier nog fors groeien (R.W. CHESNEY, The Political Economy of media, 2008). Daartoe zouden mediadirecties de journalistieke deontologie dominant voorop moeten stellen als kwaliteitsnorm. De Vlaamse Raad voor Journalistiek zou een inhoudelijke quantumsprong moeten kunnen maken, minder rommelig in procedures en minder vergoelijkend voor journalisten in individuele uitspraken. Consistente handhaving van de hoogste deontologische norm door mediadirecties en redacties is niet alleen een voorwaarde voor goede journalistiek, het wordt ook een concurrentieel voordeel voor winstgevende mediabedrijven.

Auteur: Leo Neels
Dit stuk verscheen in Knack.

matuvu