Media zonder grenzen

Sedert de schokkende zelfdoding van Yasmine gaat een bepaalde pers totaal uit de bocht; het gaat om een nationale krant en de zgn. “gespecialiseerde bladen” die schaamteloos in andermans private leven spitten. “Exclusief. Drie dagen lang. Het echte verhaal achter de zelfmoord” … en ga zo maar door. Met journalistiek heeft dit niets te maken, het is macabere marketing van drukwerk. Immers, journalistiek is het métier om maatschappelijk relevante informatie naar voor te brengen, de kunst van de verificatie van feiten rond grote publieke debatten, en ook de zorgvuldigheid om andersmans rechten en reputatie te ontzien.

Het recht om met rust te worden gelaten, zo werd bijna honderd jaar geleden het recht op bescherming van de persoonlijke levenssfeer omschreven. Elk individu heeft dit persoonlijkheidsrecht: ieder oordeelt voor zichzelf wat tot haar of zijn privacy behoort. Journalisten mogen en kunnen zulke beslissing niet nemen, tenzij voor zichzelf. Wie haar of zijn leven op een anonieme wijze wenst te organiseren, heeft daar recht op.

Zo zijn de basisregels inzake dit fundamenteel recht, en die gelden uiteraard ook ten aanzien van de media. Hùn publicatievrijheid ziet immers op maatschappelijke aangelegenheden van algemeen belang, zoals de grote politieke, sociale, economische, financiële, ethische, wetenschappelijke debatten met een werkelijke maatschappelijke relevantie. Voor de persoonlijke levenssfeer van ieder individu dienen zij halt te houden en dringen zich forse grenzen (pdf, 18 KB) op aan de journalistieke ijver.

De grenslijn kan daar liggen waar het gaat om publiek bekende personen, zoals vedetten; zo was de zelfdoding van Yasmine – onvermijdelijk – een belangwekkend nieuwsfeit: dat vloeit voort uit haar statuut van presentatrice en mediafiguur.
Maar. Er is een maar. In Yasmine’s relatie was er een partner en een kleine dochter. Haar partner heeft een eigen zakelijke loopbaan buiten de media; het kindje werd grootgebracht zonder mediabelangstelling. Ook dat kind had en heeft daar recht op. Daar liggen ethische en deontologische grenzen waarvoor professionele journalistiek respect opbrengt; enkel waardeloze schrijvelarij miskent die grenzen.

Waar haalt het janhagel van die zgn. gespecialiseerde bladen het recht om de eer en de goede naam van de partner van Yasmine te bezwadderen? Werd voor de publicatie van foto’s van het minderjarig kind toestemming bekomen van degene die de ouderlijke macht uitoefent? Is er geldige toestemming – d.i. van de afgebeelde personen – voor publicatie van de foto’s uit het privé-leven van Yasmine en haar partner? Zou het antwoord kunnen schuilen in de omstandigheid dat sommigen dat materiaal met allerlei eenzijdige wetenswaardigheden aan de media vertellen? Neen toch! Een beetje behoorlijke journalist weet toch dat de immuniteit die interviews onder omstandigheden zouden kunnen verschaffen niet geldt in zaken die voor de volle honderd procent tot het beschermde privé-leven van een niet-mediafiguur en van een minderjarig kind behoren?

In de recente Aanbeveling voor verantwoorde berichtgeving over zelfdoding van de Raad voor de Journalistiek wordt respect voor de privacy terecht voorop gesteld. “Schaamte, onbegrip of schuld. Veel nabestaanden hebben met dergelijke gevoelens te maken. Meestal hebben ze niet veel nood aan contact met journalisten. Ze willen graag dat hun privacy evenals die van de betrokkene gerespecteerd wordt. Vraag je ook af of het vrijgeven van onnodige details het pijn en het lijden van de directe omgeving niet kan vergroten.” Zo staat het er. Zouden de auteurs van Het Laatste NieuwsDag AllemaalStory, e tutti quanti daarover hebben nagedacht voor ze hun “exclusieve” verhalen in onderlinge wedijver om ter grootst en ter wildst brachten? “De pers houdt steeds rekening met het recht op privacy en met de menselijke waardigheid. (…) De pers is terughoudend (…) bij het verspreiden van beelden (…). Bij het zoeken naar informatie oefent de pers geen ongepaste druk uit op de slachtoffers of hun omgeving. Zo onthoudt de pers zich van intimidatie en valt ze betrokkenen niet aanhoudend lastig. Zowel mediadirecties, hoofdredacteurs en eindredacteurs als journalisten hebben de bijzondere plicht te waken over de correcte naleving van de beginselen van de privacy in het algemeen en deze beginselen in het bijzonder.” Zo formuleerde de Raad voor de Journalistiek het al in 2003, in een richtlijn over de omgang van de pers met de slachtoffers (pdf, 68 KB). Is iemand die haar partner verliest door zelfdoding dan niet in zulke positie? Gaat het op haar te belagen en te bestoken en tot een stomme polemiek uit te dagen, buren en familie te onderscheppen, en de private omgeving van haar woning te bezetten?

Neen dus, dat is geen journalistiek, dat is een vorm van aanmatigende vulgariteit die ver staat van de beschermde expressievrijheid. De redacties die er zich mee inlaten, zijn niet dom, zij doen zulks uit weloverwogen verkoopsdrang, en profiteren daarbij van de sensatiezucht van hun publiek. Op korte termijn misbruiken zij andermans leed voor hun theatrale verkoopsdrang, en op langere termijn maken zij het journalistieke vak kapot. Pennenprostitutie die slachtoffers creëert op respectloze wijze. Zou daar in àlle redacties over worden nagedacht en zouden de directies van mediabedrijven, behalve met hun jaarrekening, ook met dié vragen bezig zijn?

Auteur: Prof dr. Leo NEELS
Dit opiniestuk verscheen eerder in De Morgen.

matuvu