SMS-journalistiek

Het weetje dat een minister met mevrouwen 849 sms’jes uitwisselt brengt niets bij, maar we weten het inmiddels wel. Story (21 juni) publiceerde dergelijk verhaal in grote opmaak, met een verwijzing naar motieven die een publicatie van zulk feit zouden kunnen rechtvaardigen, als het aannemelijk zou zijn. Wanneer regeringsleden hun ambt zouden inzetten voor het verstrekken van oneigenlijke gunsten of voor directe tussenkomst in politionele zaken waarin één van hun persoonlijke relaties zou zijn betrokken, dan zou dat misbruik van macht zijn, en machtsmisbruik raakt het algemeen belang. Mochten privé-relaties de correcte vervulling van publieke taken aanzienlijk beïnvloeden of in de weg staan, dan kan zulke relatie zelf een maatschappelijke aangelegenheid worden van algemeen belang. In zulke omstandigheden kan de openbaarmaking toch in overeenstemming zijn met de geldende journalistieke beginselen, alhoewel die principieel vergen dat men andermans privé-leven respecteert – ook dat van politici.

Door louter voort te gaan op het onbewezen gerucht van misbruik, en door het afdrukken van de inhoud van sommige uitgewisselde berichten, pleegde het weekblad verregaand inbreuk op die elementaire beginselen. De overige media reageerden er terecht bijzonder kritisch op. Sommigen (De Morgen, 23 juni) voerden aan dat de journalistieke grenzen nu weer eens verplaatst zijn – een vreemde redenering, alsof overtredingen de regels wijzigen. Anderen duidden op de “pipolisation” (Le Soir 23 juni) van politici: door zich te lenen tot rolletjes van amuse-public – interviews over huis, tuin en keuken, perspresentaties met de kindjes, relationele stand-ups, showhuwelijken of –scheidingen – bevorderen ze de aandacht voor hun privé-leven. Fientje Moerman nam er nog pas fijntjes afstand van toen ze het voorstel afwees om te figureren als politica van dienst in een tv-format. Zou journalistieke deontologie betekenisloos worden wanneer politici de platte toer op gaan, of zouden redacties in zulke gevallen hun journalistieke deontologie extra moeten bewaken?

Een mogelijke hypothese is ook de betrokken dame de eerste minister een loer draaide, en dat Story met kenmerkend journalistiek amateurisme daarin is meegegaan.

Het meest verrassende aan de Story-flater is niet eens dat die zich voordeed: de hoofdredactie van het drukwerk debiteerde ter verantwoording juridische en deontologische beginselen en ontdeed deze meteen van hun inhoud. Maar verontrustend is dat men er prat op ging dat hoofdredactie, uitgever en topdirectie daarover hebben beraadslaagd en de publicatie in overeenstemming vonden met journalistieke deontologie. In sommige mediakringen blijft deontologie inderdaad een frase, een façade voor stuntwerk ten bate van zelfpromotie, een gebrek aan moed om uit te komen voor een puur mercantiel objectief. Gelukkig blijven zulke zware missers bij ons uitzondering; in de regel stelt men wel vast dat men daarvoor meestal personen viseert waarvan wordt vermoed dat ze voldoende zwak staan om af te zien van forse juridische reactie.

Dit zijn zaken met alleen maar verliezers, er kleeft reputatiebloed aan de handen van degenen die inmiddels de winst uit meerverkoop van hun blaadje hebben berekend. Reputatieschade is in werkelijkheid vaak onherstelbaar, ook omdat dit type van berichten in de archieven blijft voor latere herhaalde verwijzingen. De andere media namen meestal afstand – sommige ook gretig, en dus vérgaand in de herhaling van wat gepubliceerd was, … en fataal bijdragend tot het effect van de aanvankelijke brutale fout van de collega’s. Anderen vonden het gepast om alvast het moment de gloire van de betrokken madame te verlengen, foto en interviews toe.

Inmiddels publiceerde GfK de nieuwe editie van de vertrouwensindex, waaruit weer bleek dat meer dan 60% van de bevolking zijn vertrouwen in journalisten heeft opgezegd; in journalistieke kringen wordt hard nagedacht waarom de bevolking zich zo massaal blijft vergissen.

Leo NEELS
Mediarecht ULeuven en UAntwerpen

matuvu