Epojournalistiek

Man, man, man, Hans Vandeweghe (DS, 19 okt.) schreef een hilarisch hagiografisch stukje over wielerjournalistiek, alsof hij, na Lance Armstrong, nog onder epo functioneert: “Sportjournalistiek is het ondergeschoven kindje maar is tegelijk van het moeilijkste wat er is binnen de journalistiek. (…) En binnen de sportjournalistiek is wielerjournalistiek het allermoeilijkst.” Het was misschien ironisch bedoeld: woeha? Nochtans schrijft Vandeweghe uiterst lovenswaardig over sport, net als Hugo Camps (De Morgen), beiden met een eigen idioom: Vandeweghe analytisch-belerend, Camps eine Stimme voller Emotion, met bombast buiten competitie.

Zou er misschien, toch, ook, bij sommige anderen, eventueel, desgevallend, in de wielerjournalistiek iéts kunnen zijn geweest van zgn. journalisten die hun goedbetaalde diensten aanbieden aan wielerploegen, renners, en koersorganisatoren, die graag betaling van een vennootschap naar Iers of Monegaskisch recht ontvangen, wijl ze ’s anderendaags tegenover het grote publiek, natuurlijk gehéél onafhankelijk, vrij en onbevangen, commentaar uitbrengen over deze nobele volkssport? Zouden zulke toestanden, mocht het niet geheel zeker zijn dat ze zijn uitgesloten, de auteur van de lofzang op wielerjournalistiek misschien toch tot een sprankeltje kritische reserve hebben kunnen inspireren? Neen dus.

X XX

Van bombast gesproken, was de verslaggeving van de VRT over de lokale verkiezingen in lijn met hun belang? Sommigen vonden het er ver over, inbegrepen politieke actoren die vermoeidheidsverschijnselen begonnen te vertonen; anderen vonden het redelijk in orde. Moderne mediatijden zien geen heil meer in een zekere mate van terughoudendheid of in een inspanning die aangepast is aan het lokaal karakter van evenementen, integendeel, en dat wijzigt niet meer. Ze voegen een eigen mediadimensie toe aan het dorpsniveau, en spelen de tenoren krachtig en onbeschroomd uit. De verheffing van lokale verkiezingen tot nationaal belang is een mediafeit, en komt de actoren goed uit; de regie uit hoofdkwartieren, met lokale varianten, werkt opnieuw en krijgt een forse mediaduw in de rug. Dertig of meer jaar geleden heette dat voorzittersjunta, vandaag is er vaak weer een perfecte symbiose tussen de politieke en journalistieke tenoren.

De VRT was daarin consistent en briljant, en nam de gelegenheid te baat om al zijn journalistiek en technisch talent op verbluffende wijze te laten scoren. Met ongebreidelde inzet van mensen, financiën en technische middelen, ongeremd, werden de campagnes, verkiezingen en resultaten aangekondigd, gevolgd en geanalyseerd. Tot in elk detail, met een voorzittersdebat op zondagavond, en een nietszeggende kopie op maandagavond. Met een dynamisme, professionaliteit, energie en investering die zijn gelijke, in werkelijkheid, niet heeft. Martine, Phara, Ivan, Indra, Tim, Kathleen, Linda, spraakwatervallen in aankondigingen, debatten en analyses, het kon echt niet op.

Ook in journalistiek leiden schrijnende overinvesteringen tot inflatoire output. Analisten, maar altijd wel dezelfde(n), Carl van hier en Carl van ginder, een Ackaertje of Deschouwertje als tussendoortje, en terug naar Carl.

Stoot ook dit systeem niet op zijn beperkingen? Een handig politicus kan het debat helemaal naar zijn hand zetten of “framen”, en geeft gespreksleiders het nakijken… Is er wel voldoende aanvoer van hoofdrolspelers en zgn. analisten om al die uitzendformats en psychedelische decors te blijven vullen? Waar blijft, met de journalistieke nadruk op verschillen, conflicten en incidenten, het verbindend karakter van deze oefening en hun contributie tot de democratie?

Kortom: leeft journalistiek op epo, of zijn journalisten en media nog relevant als systemisch bedrijf in de moderne democratie?

Leo NEELS
Media- en Communicatierecht Uleuven en UAntwerpen
19 oktober 2012

matuvu