Onderbroeksjournalistiek

Carl Bernstein was, samen met Bob Woodward, dé man achter het Watergate-schandaal dat terecht tot de val leidde van oud-President Nixon in 1974, na een artikelenreeks in The Washington Post. Toen kon journalistiek nog tanden hebben, en Bernstein werd een beetje de vader van onderzoeksjournalistiek. 5 jaar later schreeft Bernstein het nawoord in de heruitgave van de klassieker van Jessica Mitford, Poison Penmanship, The Gentle Art of Muckraking, oorspronkelijk gepubliceerd in 1957. Hij begon als volgt: “After the self-congratulation and self-serving drivel about the public’s right to know, the law and the press, the press and the law, and the emerging pseudo-science of “investigative reporting”, Jessica Mitford has reminded us again of some of the dormant essentials of our craft: Use common sense. Write well. Make a joyful noise – after all, journalism can be fun. Hallelujah.”

Voor sommige journalisten is journalistiek evenwel egocentrische fun, masturbatie van de pen, met bevlekking van andersmans reputatie. Eén van de sterjournalisten van de RTBf, Frédéric Deborsu, heeft zich in die categorie ge-out, met zijn boek Koningskwestie. De kaft is juist groot genoeg voor het ego van de auteur; het boek bevat geen waardevolle informatie over de leden van de koninklijke familie, doch onthult inderdaad veel over de auteur.

Veronderstellingen en suggesties, insinuaties en hints, sofismen en intentieprocessen, geruchten en hypothesen. Weliswaar soms voorzien van een misschien of wellicht, maar in werkelijkheid lasterlijk en eerrovend. The gentle art of Muckraking, maar dan met weglating van de gentle-factor, een brutale aanval op de koninklijke familie in het algemeen en op de persoon van Kroonprins Filip in het bijzonder.

Kenmerkend voor sommige onderzoeksjournalisten, waarvan deze Deborsu zich een exponent acht: men zoeke een slachtoffer uit dat zich niet kan verdedigen. Immers, dat is de merkwaardige rechtspositie van leden van de koninklijke familie, ze zijn zo goed als machteloos om zich tegen systematische reputatieschade te verdedigen. Ze kunnen maar spreken onder gezag van de regering en die heeft wel andere zorgen, zij het dat er dan toch enkele paragraafjes van rustig verweer zijn gepubliceerd.

Het is te lande klaarblijkelijk niet sympathiek om op te komen voor het recht op eer en goede naam, of op bescherming van hun persoonlijke levenssfeer van leden van de koninklijke familie, we doen daar in het algemeen liever wat schamper over. Dat zou een journalist tot enige terughoudendheid kunnen inspireren of, wanneer hij toch kritisch te werk wenst te gaan, tot enig professionalisme. Velen slagen daarin, Deborsu niet.

We moeten hem geloven, zegt hij, want hij is een onderzoeksjournalist. Ik hoop dat de weinige échte onderzoeksjournalisten die we hebben, zich publiek zullen distanciëren van het geklungel van Deborsu, hij geeft hen daartoe een uitgelezen kans.

Hij heeft in het verleden ruimschoots bewezen, zo verklaart de man, dat hij uitzonderlijke getuigenissen kan verzamelen. Dat zou zo kunnen zijn, maar in zijn boek geeft hij daarvan nergens blijk. Het is ongewoon om te pochen over je uitzonderlijke bronnen en er dan niet naar te verwijzen. Immers, de regel is dat journalisten hun bron noemen, dan kan de lezer mee de geloofwaardigheid beoordelen.

Uitzonderlijk kunnen vertrouwelijke bronnen geheim worden gehouden, en dat is de optie die Deborsu koos voor heel zijn boek: naar eigen zeggen heeft hij telkens drie tot vijf anonieme getuigen. Nou, het anoniem getuigenis is zo ongeveer het zwakste element van aannemelijkheid van informatie, dat weet een beginneling in journalistiek. Tegen geruchten en insinuaties kan niemand zich verdedigen, men kan zich enkel verdedigen tegen feiten. Makkelijk zat voor tweederangsgeschrijf!

Laffe “getuigen” die een dubieuze pennenridder ontmoeten, dat levert een explosie: dat soort drukwerk hoeven we dus niet te hebben. Persoonlijke levenssfeer is persoonlijke levenssfeer, ook van personen met een publieke functie zoals de kroonprins. De roddels van Deborsu tonen nergens aan dat, mocht er overigens al ergens iéts van aan zijn, ze het institutioneel functioneren van de prins zouden hebben beïnvloed of zouden kunnen beïnvloeden. Dan zijn ze journalistiek niet bruikbaar, geen zaak van algemeen belang, dus privé.

Dat is de eis van het gezond verstand, die nog voorafgaat aan de toepassing van de journalistieke deontologie resp. vakkennis. Op alle vlakken faalt Deborsu jammerlijk.

Leo NEELS
Media- en Communicatierecht Uleuven en UAntwerpen
25 oktober 2012

matuvu