Geweten en stem: nu nog justitie!

Eindelijk neemt ook eens een hoger parketmagistraat deel aan het justitiedebat (Hebben procureurs geen geweten of geen stem? DS 2 april). Advocaat-generaal Luc Decreus onderlijnt de rol van het Openbaar Ministerie, in een poging tot objectivering: het O.M. is de advocaat van het algemeen belang, van het recht op leven en veiligheid dat door misdrijven werd miskend. Decreus reageert daarmee op polemische uitspraken van advocaten die wantrouwen ten opzichte van parketten uitspraken. De rechten van verdediging van de maatschappij, aldus Decreus, zijn even heilig als die van een individu dat zich misdraagt.

De parketmagistraat heeft gelijk. Er moet recht worden gesproken, en het Openbaar Ministerie bewaakt het algemeen belang, dat verstoord werd bij ernstige misdrijven. Het vordert gerechtelijk onderzoek en straf tegen de mogelijke daders. Een belangrijke taak in een rechtsstaat. Zijn theatrale vraag – “Hebben procureurs geen geweten of stem?” – klaagt aan dat meestal slechts missers media-aandacht krijgen, niet de vervulling van kerntaken en successen… beetje overdreven niet?

In publieke debatten is het algemeen belang, inderdaad, zelden goed aanwezig, en zelden met de grootste mond, het meeste durf, of de aantrekkelijkste mediatieke boodschap. Al zeker inzake justitieel beleid. Een beetje nog bij mediatieke processen, een beetje ook bij het aantreden van de nieuwe justitieminister die het allemaal eens gaat doen, maar die aandacht is snel weg.

Het is ook moeilijk om het algemeen belang goed voor ogen te houden, en ook de Advocaat- generaal ontsnapt niet aan de valkuil. Hij identificeert zich spontaan … “met de kwetsbare partijen bij een misdrijf: niet de dader, maar slachtoffer en maatschappij”. Met die identificatie gaat hij uit de bocht. Het O.M. mag zich niet identificeren, tenzij met de beginselen van de rechtsstaat, van goede rechtsbedeling, van degelijke rechtspraak. Die rusten op een gelijkheid van wapens tussen de zeer ruime rechten van opsporing en vervolging van de potentiële daders van misdrijven, en de zeer ruime rechten van verdediging.

Het parket streeft dan naar de passende veroordeling door een onafhankelijke rechtbank van de vermoede daders, de verdediging moet een veroordeling bestrijden die niet rust op bewijslast die het parket rechtmatig heeft verzameld en aanvoert. Tussen die beide rollen in de rechtsbedeling bestaat geen ethische voorkeur, beide partijen zijn noodzakelijk en treden op binnen hetzelfde wettelijk kader, dat de ethiek van hun vak definieert.

Doel is, zoals A.G. Decreus schrijft, dat de misdaad bang moet zijn voor de democratie, maar van die democratie maken de rechten van verdediging deel uit, net zoals de regel dat het parket deugdelijk bewijs moet leveren. Dat heeft niets te maken met het moreel kompas van de ene of de andere partij in het strafproces, dat heeft te maken met de roluitklaring van eenieder op grond van een gelijke ethische basis – ver weg dus van de slogan van “permissief populisme”, waarmee de AG naar de advocaten uithaalt.

Regels, aldus de A-G, moeten in redelijke proportie staan tot hun doel. Een dooddoener, maar van het gevaarlijke soort; deugdelijker is om voor ogen te houden dat in een democratische rechtsstaat het doel de middelen niet kàn heiligen. De wenselijke bestraffing van een vermoedelijke dader moet rusten op wettig onderzoek en rechtmatig aangevoerde bewijslast, de rest is willekeur of machtsmisbruik. En daartegen moeten rechten van verdediging beschermen, het is niet anders.

Kortom, procureurs hebben een geweten en een stem, net zoals advocaten van de verdediging.

Ook procureurs moeten méér het publieke justitiedebat voeren, ook de media, ook justitieministers die altijd wegdeemsteren. Doch los van mediatieke processen, mannetjesmakerij of incidentjes. Dan kan het debat weg van de neveneffecten.

Prof dr Leo NEELS
Mediarecht KULeuven en UAntwerpen
2 april 2012 – DS 5 april

matuvu