Benoemingscensuur

Na De Morgen en de Stad Amsterdam, gaat ook het Gentse Stadsbestuur het gebruik van het woord “allochtoon” ontmoedigen. De Morgen pakte er enkele maanden geleden onverwacht mee uit, als verzet tegen de “betekenisvervuiling”, (…) die zorgvuldige berichtgeving in de weg zou staan. Het begrip zou ten onrechte de indruk wekken dat alle burgers met vreemde roots tot dezelfde aparte doelgroep horen, en het stopwoord zou de “allochtoon” en diens nakomelingen opsluiten in een “semantisch getto, waaruit ontsnapping onmogelijk is: wij-zijdenken dat het verschil betonneert en problematiseert ” (DM, 12 februari).

Alleen correcte en taboeloze benoeming van samenlevingsproblemen helpt vooruit – aldus de Stad Amsterdam: “In het maatschappelijk debat van de afgelopen jaren is de tegenstelling tussen allochtoon en autochtoon door sommigen scherp aangezet. Die tegenstelling past niet bij de missie van de gemeente Amsterdam, die er voor alle Amsterdammers wil zijn. Geen uitsluiting maar insluiting, is het motto” (www.amsterdam.nl).

Het minderhedenforum (www.minderhedenforum.be) suggereert, naar eigen zeggen, deze semantische uitzuivering al jaren, en gebruikt zelf “personen met een migratieachtergrond”. De materie ligt gevoelig. Het Minderhedenforum pleitte via Mevr. Naima Charkaoui in Terzake (14 febr.) fors pro, de andere “persoon met een migratieachtergrond”, filmmaker Adil El Arbi relativeerde haar boude stelling drastisch.

Wat heeft een jonge Turk of Marokkaanse aan de benoeming “Belgische Turk of Marokkaan”, wanneer enkel nog haar grootuders ooit in dat land van familieherkomst woonden? Méér of minder dan aan “allochtoon”? En waarom zou “allochtoon” méér labelen dan “persoon met een migratie-achtergrond”? Zijn dat geen arbitraire toegeschreven oordelen die niet aan de taal vasthangen, maar aan de toevoeging aan taal? Zouden personen die die denkmatige toevoegingen deden bij het “oude” woord, dat nu niét doen bij het nieuwe woord?

Benoeming en verwoording van maatschappelijke vraagstukken zijn essentiële processen die moeilijk stuurbaar zijn, soms onzorgvuldig geschieden en tijd vergen. Crozier heeft daar een heel boek over geschreven, met de simpele titel…: “On ne change pas la société par décret” (1979). Het ging meer over de maatschappelijke lethargie tegen verandering, doch hier moeten intentieprocessen een semantisch dictaat rechtvaardigen. Dat is de wereld op zijn kop. Er bestaan tientallen teksten met het woord “allochtoon”, zoals beleidsstukken of opiniestukken, waarbij het nooit bij iemand zou opkomen dat de auteurs – bestuurders of redacteurs – een discriminerend oogmerk hadden. Hier is dus sprake van intellectuele onzorgvuldigheid, in de equatie “allochtoon” = label = discriminerend.

Die kan leiden tot de nieuwe vorm van censuur, benoemingscensuur. Uit een of ander, overigens nooit gedefinieerd, concept van “politieke correctheid” – wordt nu aanbevolen aan woordcensuur te doen. Niet omwille van de omstandigheid dat een woord zijn fatsoensgehalte heeft verloren (zoals het geval werd met de vroeger spraakgebruikelijke term “neger”), maar uit hoofde van een intentieproces: teneinde personen te beschermen tegen een door derden vermoed discriminatie-oogmerk, of –effect.

Destijds was men verontrust door censuur van meningen. Er duikt een gemuteerde versie van censuur op, de woordcensuur. Vermits het woord kàn worden misbruikt, moét nu een weldenkendheid worden voorgeschreven: taal evolueert niet meer als proces dat woorden in onbruik doet vervallen, maar wordt het voorwerp van geforceerde wenselijkheid.

Zo ging het vroeger met onwelgevallig geachte opinies. Ergens, in hogere kringen, werd uitgemaakt wat de juiste opinies waren, de andere werden van overheidswege ontmoedigd, vervolgd, strafbaar gesteld. Opinierepressie. Met de verlichting veranderde al het inzicht, maar het heeft nog lang geduurd eer ook de maatschappelijke praxis volgde: langzaam maar zeker leerden we omgaan met een brede verscheidenheid aan conflicterende meningen, en werden overheden op dat vlak teruggedrongen in hun missie. Meer en meer werd die er één van onthouding, de incriminatie van strafbaar racisme – waarover we 20 jaar deden (!) – is de uitzondering die de regel bevestigt, en veel nieuwere opiniedelicten zijn er, gelukkig, niet meer ingevoerd.

Maar nu gaan we fluks naar de nieuwe censuur, een keizerkosterlijk verbod op woordkeuze die niet eens aanstootgevend hoeft te zijn maar het, bij decreet van een zekere weldenkendheid, wel geacht wordt te zijn.

Dat iemand die hier al in tweede of derde generatie is geboren, maar familiaal een buitenlandse herkomst heeft, is gelukkig steeds vaker zonder relevantie, zij het nog niet altijd en nog niet overal. Relevanter dan dat, zijn – mogelijk – hun blijvende huidskleur of raciaal uiterlijk, dat je niet met woordenzeep kan wissen, en daar zullen we in dagelijkse attitude beter mee moeten leren omgaan. Relevanter ook zijn de mate waarin die personen met een migratie-achtergrond zichzelf inschakelen in lokale zeden en gewoonten en ze mee beïnvloeden. Dat vergt tijd en visie, ook van die personen zelf, net zoals van alle Belgische Belgen.

Maar dat woordcensuur daartoe gaat bijdragen, is twijfelachtig. Uitingsbeperkingen zijn altijd verdacht, ook de goedbedoelde; immers, ook de ouderwetse censuur werd jarenlang met grote declaraties van goede intenties overeind gehouden.

Leo Neels