Een schitterende nota voor een ander land

Paul Magnette heeft een schitterende nota geschreven voor een ander land. Een land met goed bestuur, fors opgebouwde reserves, en bestuurders die projectmatig denken. Het plan-Magnette past bij de grote macro-economische fundamenten van België zoals een hulpbisschop bij een bordeel. De gespreksnota van de informateur is wensdenken, en formuleert doelstellingen die haaks staan op de zieke macro-economische fundamenten. Zijn ambitie is die van een tweedeklasser die de Champions League willen winnen. Kortom, een recept voor verdere achteruitgang.

Ons probleem is niet dat we aan de top staan en moeite doen om er te blijven. Het Belgisch probleem is dat we zowel federaal als met onze regio’s écht achteruit gaan: er is geen énkele internationale index met macro-economische gegevens waarin we boven de middenmaat uitsteken.

Volledige tewerkstelling is een nobel doel, maar energie-efficiëntie en de magische oplossing van de files gaat onze productiviteit niet fenomenaal opkrikken.  We hebben geen performant openbaar vervoer, men lacht met de NMBS en De Lijn, en alleen met performant openbaar vervoer kan je de mobiliteit herstellen. Dé kern van productiviteitswinst is dat eenieder die kan langer actief blijft, en dat er terug meer Belgen de weg uit de niet-activiteit naar de arbeidsmarkt vinden. Onze grootste vijand is de rigiditeit van de arbeidsmarktreglementering, en de houding van vakorganisaties die vertrekken van verworven rechten uit het verleden, en zo het noodzakelijke herstel blokkeren. Dat is ook ten nadele van jongeren, voor wie de instap in de arbeidsmarkt te moeilijk is: er ontbreken daartoe te veel sporten onderaan de loopbaanladder.

De groene economie is een mooi doel, maar we zijn niet werkelijk in staat  afscheid te nemen van kernenergie, we hebben onvoldoende gascentrales en blijven dus aangewezen op import van dure energie van elders. Hoe milieuvriendelijk die is geproduceerd is niet altijd helder, en de energieprijs is in werkelijkheid nu al een vorm van alternatieve inning van belastingen om de verliezen van verkeerd milieubeleid uit het verleden te betalen.

Hogere pensioenbijdragen, en kortere arbeidsduur zijn, in het licht van de tekorten in de sociale zekerheid, vrome wensen waarvoor er geen middelen zijn. Destijds was de bijspijkering van de tekorten uit sociale bijdragen door gewone fiscale inkomsten al afhankelijk gemaakt van voorwaarden om toch enigszins redelijk te blijven en tot sanering te komen. De opheffing van die voorwaarden slaat ons terug naar de periode van “alles kan, doe maar op!”.

Goede migratie kan een stukje onze activeringsgraad verhogen, maar dat vergt een uitgewerkt plan van selectieve immigratie, en – eindelijk – een degelijk plan om ongewenste immigratie te blokkeren, naast – ook eindelijk – een gedegen humanitair plan om vluchtelingen die het verdienen correct te verwelkomen en snel naar de arbeidsmarkt te leiden. Daar is maar weinig van te vinden, net zoals de uittredende regering er niet echt werk van maakte.

Justitie en veiligheid moeten meer geld hebben. Welk geld? En is geld daar altijd het probleem, of ook achterhaalde organisatie, manke uitrusting, slechts wetgeving en werkwijzen uit vorige eeuwen?

En een meer efficiënte staat. Dat zal wel. Men moet beleefd blijven, maar past hier niet de vraag: is dat dan beleid zoals in Wallonië? Symboolbeleid zoals de afschaffing van de Senaat, of cosmetisch werk aan de staatshervorming gaat de zaken echt niet oplossen. Er is een totale “big bang” nodig, een ontwaken van de politieke wereld in het jaar 2019, nà het electoraal débàcle van mei.

Wat écht nodig is, is de formulering van heldere beleidsdoelen op grond van een écht inhoudelijk debat, de opstelling van projecten met zichtbare en meetbare doelen, de sanering van de fundering van onze macro-economie, een forse reductie van de rol van de overheid en een grote kosten-efficiëntie. Andere landen, die ook een zware verzorgingsstaat te financieren hebben, deden het ons voor: Zwitserland, Denemarken, Zweden, Nederland…

Het kan zonder ingrepen in uitkeringen, maar met forse en professionele ingrepen in de achterhaalde administratieve processen. Dat vergt vooral politieke moed, eerlijkheid om aan de burger de inzet goed uit te leggen, en een eerlijke uitvoering. Dé olifant is de kamer is altijd de slechte particratie, die verkozenen altijd doet focussen op hun herverkiezing, die dure kabinetten verzint om de normale werking van de administraties te belemmeren, en die de aandacht blijft richten op kleine particuliere belangen en het algemeen belang verwaarloost.

Er is nu al veel nagedacht in het Elysette, de Wetstraat en het Martelarenplein. Maar zou men in de hoofdkwartieren van de partijen ook al in eigen boezem gekeken hebben, om het politieke vak heruit te vinden en te resetten, door de methoden van de politiek van de vorige eeuw achter zich te laten en fris en doelgericht  te leren  optreden voor de goede zaak, dat is de toekomst van onze kinderen en kleinkinderen?

 

 

Vandaag ook gepubliceerd in DE STANDAARD

 

Leo Neels

1 reactie