Spreken is zilver, schelden is fout.

Feestrede bij de uitreiking van De Gouden Veer, 20 april 2022

Zeer verguld ben ik om te mogen spreken voor een Genootschap, nog wel een taal-Genootschap! Allemachtig! 

Hooggeëerd publiek,

Dames en Heren, zo noem ik u allen onbeschroomd!

Dames en Heren, in al uw hoedanigheden en identiteiten !

            Identiteiten, daarmee is het gevaarlijke woord eruit. Identiteiten hebben we allemaal, als wereldburger, Europeaan, Belg of Vlaming, Limburger of Genoelselderenaar, als  ornitholoog, gitarist, hangjongere, of leerkracht en zo voort. En dan?

            We zijn allemaal mensen, met al onze verschillen. We verschillen in figuur, leeftijd, herkomst, taal, religie, huidskleur, opleiding, belangstelling, vaardigheden, beroepen of bezigheden, en nog zo veel meer. En dan?

We hebben onze samenleving ingericht met de ambitie om eenieder gelijk te bejegenen, zonder onderscheid des persoons. Een forse ambitie,  moeizaam te bereiken, moeizaam te behouden. 

LEVE ONZE VERSCHILLEN !

Leve de verschillen! Je wordt er niet negatief om bejegend, eenieder geniet dezelfde fundamentele rechten en vrijheden.  Fundamenteel, maar niet absoluut: “daar de uitoefening van deze vrijheden”, zo luidt het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens en de Fundamentele Vrijheden van de Burger, “plichten en verantwoordelijkheden met zich brengt”, … kan zij worden onderworpen aan beperkingen die in een democratische samenleving noodzakelijk zijn ter vrijwaring van welomschreven legitieme doeleinden, en, uiteraard, ook van de rechten en vrijheden van anderen.    

UITINGSVRIJHEID IS FUNDAMENTEEL MAAR NIET ABSOLUUT

Uitingsvrijheid is ruim, ze beschermt niet enkel neutrale of betekenisloze uitingen. Neen, ze beschermt ook meningen die ons verontrusten, ons uit ons evenwicht brengen, storen of beledigen. Dat is vaste rechtspraak. 

Fatsoen, respect, finesse, fijngevoeligheid zijn daarbij geen juridisch relevante begrippen; radicaliteit, verbale virulentie, zelfs een grievende toon zijn oorbaar. Hoffelijkheid siert ons, maar samen leven betekent omgaan met elkaar, met al onze onderlinge verschillen, ook de verschillen van mening, zelfs indien we overdrijven of provoceren, of onhoffelijk zijn. 

Dat vergt een grote mate van zelfbeheersing, zodat we tolerantie kunnen opbrengen en ruimdenkendheid. Welgevallige opinies kunnen we zelf naar voor brengen, dat vergen we niet van anderen. Het is juist het voorrecht van anderen om àndere opinies te uiten, ook deze die ons storen of zouden grieven.

GEEN DICTAAT VAN GEVOELENS

Gekwetste gevoelens kunnen we hebben, maar we brengen de moed op om er andermans uitingsvrijheid niet om te beperken of verbieden. De emoties van  toehoorders zijn legitiem, maar ze rechtvaardigen niet dat de spreker het zwijgen wordt opgelegd: ze kunnen de start zijn van dialoog en uitwisseling van gedachten. Zo oordeelde het Hof van Straatsburg over het dragen van de verboden Rode Ster in Boedapest: ja, voor de nabestaanden van slachtoffers van communistische terreur draagt dit symbool een macabere herinnering, maar uitingsvrijheid van de ene kan niet beperkt worden door een dictaat van gevoelens van de andere. Zo willen het immers die eisen van tolerantie en openheid van geest, de voorwaarden van de rechtsstatelijke democratie.

SAMEN LEVEN & BURGERZIN

Rechten en vrijheden bestaan binnen de samenleving,  en binnen de rechtsorde, die ze zowel erkent als beperkt : dat maakt samen leven mogelijk. Zo luidde het letterlijk in een Franse zaak, die verwees naar de eisen van “le vivre ensemble”, “living together”, waarvoor wij dat mooie woord samen-leving hebben. Zo vergt het ons burgerschap, dat is de lat die de maatschappij voor ons allen hoog legt, de vaardigheid van de menselijke interactie in weerwil van al onze verschillen, zowel die van mening als van taal, van herkomst als van huidskleur,  van religie of van geaardheid, en ga zo maar door. 

Al die verschillen zijn legitiem, hetgeen overigens uitsluitend zo is in een democratische rechtsstaat. We zijn er ons te weinig van bewust dat de grote diversiteit en een goede omgang met zoveel verschillen, hoge eisen stelt aan elk van ons. Burgerzin heet dat, en die rust op een constant leerproces. Democratie is moeilijk, ze vergt onderhoud en aandacht. Slordigheid en onachtzaamheid verzwakken haar en kunnen haar doen verdampen.

HET GEDACHTENMINISTERIE VAN WOKE

Op die tweesprong is de woke-beweging een verontrustend verschijnsel, met de brandversnellers van de zgn. sociale media, die fuiken van gedeelde gedachten die veroordeling, gescheld en polarisering bevorderen.  Terugkijkend heeft men opgemerkt dat “woke” al in de jaren ’60 broeide, versterkt door de intellectuele sloopmachine van het postmodernisme, en doorgeslagen in radicaal discriminatie-denken. Dat leidt tot allemaal “slachtoffers”, die nu het licht hebben gezien, ze zijn ontwaakt, “woke”, in het nieuwe Nederlands.  Zij weten. Zij weten hoe zeer ze werden benadeeld, voornamelijk in hun ras en geslacht. 

Het is vermetel die beide termen zo achteloos te gebruiken, want woke heeft een grote invloed op taal. In de Belgische wetgeving is sprake van “zogenaamd ras”, en ik moet spreken van “gender”, niet van geslacht. Als “witte man”, zo luidt het vertoog van het woke-gedachtenministerie, toon ik met mijn ongepast woordgebruik het niet te hebben begrepen. Voor woke-aanhangers kan ik het niet eens begrijpen, omdat ik mentaal aangetast ben door de hegemonie van de witte man. Die heeft de hele geschiedenis en cultuur naar zijn hand gezet, een dominant en discriminerend gedachtengoed geconstrueerd dat hij als beschaving beschouwt. Dat rechtvaardigt nu om hem weg te honen en negatief te bejegenen tot hij tot inzicht zou komen, zich verontschuldigt, de slachtoffers in hun rechten herstelt, en zijn taal aanpast. 

KLAAG- EN CLAIMCULTUUR

Ik bedank er feestelijk voor, en aanschouw de eindeloze klaag- en claimcultuur, die rust op een ingebeelde absolute opvatting van rechten en vrijheden, met elk individu als de navel van de wereld: men eist récht op een gelijk resultaat, en wel onmiddellijk. De zgn. “critical race theory in racismestudies en het dekolonisatie-activisme, de notie van “intersectionaliteit” – gestapelde discriminaties – en “gender” als afgeleide van wat ooit “vrouwenstudies” heette, zijn er de kern van.  De  stapeling al die identitaire kenmerken, gesymboliseerd door een lettersoep die almaar groeit, zou het gewicht doen begrijpen van historische discriminatie en van de behoefte aan een zondebok, “de witte man”.

KULeuven en UAntwerpen bedachten de passionara’s van deze “CRT” en “intersectionaliteit” met een eredoctoraat. Het Nederlands woke-icoon bekleedt een leerstoel aan de UGent. En het kon ook zo maar gebeuren dat een Rector plots een dienstmededeling ondertekend met zijn handtekening, gevolgd door de melding “hij, hem, zijn”. Wij moeten dat eigenlijk niet weten.

DE VALKUILEN VAN WOKE

Terwijl we allen opkomen tegen haat en racisme, en kolonialisme en discriminatie afwijzen, pleit ik er voor om wat kritischer en alerter te blijven in onze uitingen, en de verbale valkuilen van de woke-beweging te mijden. Daarvoor breek ik een lans, ook al zouden woke-aanhangers overwegen dat je moeilijk anders kan verwachten van een “witte man”. Die kan immers niet begrijpen dat hij met zijn hegemonistische praat niet lang meer zal wegkomen. 

We zijn immers inmiddels beland in een nieuwe eistijd waarin “het” gaat gebeuren, en wel nu! Mijn praatje kan leiden tot intellectuele verbanning, “cancel culture” in hedendaags Nederlands, de passende standrechtelijke executie van deze nieuwe tijd. 

TOLERANTIE & RUIMDENKENDHEID

Toch blijf ik bij mijn mening, die ik vrank en vrij heb geuit, zoals het  hoort. Wat ik deed, mijn vrije mening naar voor brengen, is het makkelijke deel van de fameuze uitingsvrijheid, de uiting, mijn expressie. Uw stuk, als toehoorder of lezer, is het moeilijke stuk van de vrijheid van meningsuiting, maar hoort er ook intrinsiek bij:  van u vergt zij dat u maximale ruimdenkendheid aan de dag legt en verdraagzaam bent voor wat een ander verkondigt, vooral overigens wanneer u daarover van mening verschilt, en zéker wanneer u daarover hartsgrondig van mening zou verschillen, of gekrenkt bent.

VOOR EEN NIEUW PUBLIEK DEBAT:  NIET MINDER MAAR MEER UITINGEN

Opnieuw zien we de neiging opduiken om op verontrustende, domme of beledigende uitingen te reageren met bestraffing, verbod of censuur. Het betere antwoord is net het omgekeerde:  niet een opgelegde stilte, niet minder uitingen, maar méér. Repliek, vragen, behoorlijk publiek debat: daar ligt de kern van rechtsstatelijke democratie.

Tolerantie,  ja, een gezond incasseringsvermogen horen bij de ‘plichten en verantwoordelijkheden’ die gepaard gaan met échte uitingsvrijheid, zonder dewelke er geen democratische samenleving is. “Menselijk handelen niet bespotten, niet verwensen, maar trachten het te begrijpen,” zoals Spinoza het al in de 17deeeuw schreef.  

Dat is moeilijker dan we denken, maar het is ons enig middel om te antwoorden op een gevoelensdictatuur. Die belaagt de rede, de ruime uitingsvrijheid en het publiek debat,  en is eveneens een aanslag op onze taal waarvoor we krachtig en mondig moeten blijven opkomen. 

Met dit appel, Dames en Heren, dank ik U voor uw gouden aandacht!

Leo Neels