Leve de (zelf)kritische media!

Prof. dr. Leo Neels schreef een gastcolumn voor Knack. Hier leest u de volledige versie.

Net zoals U en ik, hebben mevrouw Ricour en de heer Koekelberg er recht op dat hun herkenbare afbeelding niet wordt gemonteerd in een pornografische foto. Dat vrijwel absolute recht ontlenen zij aan één van de grondslagen van het (media-)recht, met name het recht op vrijwaring van de individuele waardigheid van elke menselijke persoon, om niet aan de publieke verachting te worden blootgesteld. De publicatie van zo’n afbeelding valt buiten de grenzen van de beschermde uitingen. Degenen die daar juridisch voor worden aangesproken, roepen vergeefs de beginselen van mediavrij.

De beweerde humoristische of satirische bedoeling die de redactie aanvoerde te hebben gehad bij de publicatie van de fotomontage, kan geen afbreuk doen aan de fundamentele rechten van de ten onrechte afgebeelde personen, en is hier mediarechtelijk irrelevant.
De publicatie van de foto houdt het gerucht in stand dat mevrouw haar promotie te danken heeft aan een relatie met haar baas: dat gerucht is weliswaar door vele media vrijwel kritiekloos en vaak herhaald, maar elk van beide betrokkenen heeft daar in een omstandig interview op geantwoord. Vervolgens heeft geen enkel feit hun versies op een geloofwaardige manier kunnen ontkrachten. Welnu, de publicatie van geruchten waarvoor de media geen draagkrachtige feitelijke grondslag kunnen aanvoeren, is eveneens onrechtmatig.

Het meest verwonderlijke aan deze rel is dat de media vrijwel zonder uitzondering gefaald hebben om de juiste juridisch-deontologische contouren van het debat te schetsen. Zoals altijd als de media zelf in het gedrang komen, nemen zij er genoegen mee om de barricaden van de mediavrijheid te beklimmen, en moord en brand te schreeuwen bij deze zoveelste ‘aanslag op hun vrijheid’. Alsof de vrijheid van handel en van ondernemen in het gedrangzouden zijn als een drugtrafikant of vrouwenhandelaar wordt aangehouden. Zulke incidenten maken de positie van moderne media in onze samenleving onmogelijk.

Laten we er – heel even maar – van uitgaan dat het gerucht van de relatie tussen de politiechef en zijn assistente onjuist is en, zoals zo vaak gebeurt, kwaadwillig gelanceerd werd. bijvoorbeeld wegens interne rivaliteit in dit korps of door de weerstand die er bestaat tegen de diepgaande politiehervorming. Dan zijn de media al wekenlang de kritiekloze megafoon van reactionaire krachten binnen dit korps die, bij gebrek aan argumenten, de gemakkelijke weg van de persoonlijke verdachtmaking hebben gekozen. Van kritische journalistiek of van een rechtmatige beoefening van de persvrijheid rest dan niets. Van de in de media nochtans wijd verbreide gevoeligheid voor slachtoffers van onzorgvuldigheden of delicten, is dan evenmin iets te bespeuren. Elke kritische bevraging van wat media doen wordt onmiddellijk, radicaal en ongenuanceerd gediskwalificeerd als een aanslag op dé persvrijheid. Die radicaliteit maskeert voornamelijk het onvermogen om met de eigen beroepsuitoefening kritisch om te gaan, en de totalitaire visie op de persvrijheid die daarvoor in deze krant werd ingezet, is ver verwijderd van de juridische bescherming van de expressievrijheid zoals die in ons rechtsbestel is vastgelegd.

Het is goed dat rechterlijke uitspraken van verdere verspreidingsverboden van bladen kritisch worden geëvalueerd; het aantal ‘incidenten’ van die aard dat zich voordoet is redelijk beperkt, net zoals de aanwending van het eenzijdig verzoekschrift. Daarmee de hele rechtspraak op eenzijdig verzoekschrift neersabelen, is onzin. Advocaten en magistraten springen er zorgvuldig mee om. En het is in het rechtsbestel een onmisbaar rechtsmiddel van uitzonderlijke aard dat magistraten ertoe in staat stelt om in vaak schrijnende gevallen alsnog recht te spreken. De onkundige kritiek die er in een krant aan werd besteed, releveerde vooral dat de auteur van dat stuk echt onvertrouwd is met die zaken. Het ware wenselijk dat de media evenveel respect zouden hebben voor het tegensprekelijk debat, voor “hoor en wederhoor” als het gerechtelijk apparaat – en dat de media, zoals het gerechtelijk korps, al even vaak de eerder ingenomen opinie publiek zou herzien na tegensprekelijk debat, in plaats van zich obstinaat in de loopgraaf van het eigen gelijk te blijven ingraven. Blijkbaar moeten enkel anderen zich in onze samenleving verantwoorden, niét de media?

De taak die de media hebben als kritische waakhond van de democratie, rechtvaardigt niet de standrechtelijke executies waartoe zij al te graag overgaan. Een krant ging zelfs zover om het aftreden te eisen van de politiechef, omdat die zich tot de rechter had gewend om zijn rechtmatige belangen en rechten te vrijwaren. Met alle respect, maar in een democratisch rechtsbestel heeft iedereen toegang tot de rechter. Met zijn kritiek verklaarde de hoofdredacteur van die krant zich buiten de democratische rechtsstaat, en verklaarde hij sommige functionarissen vogelvrij. Dat zijn opvattingen waarvoor in ons rechtsbestel geen basis aanwezig is.

De noodzakelijke kritische rol van de media in onze samenleving, ten aanzien van maatschappelijke aangelegenheden van algemeen belang, kan het risico inhouden te verglijden naar de persoonlijke aanval, de snelle verdachtmaking, de publieke verachting. Nochtans mag de kritische rol van de media niet in de weg staan aan enig vermogen tot zelfkritiek. De écht wel zeer ruim beschermde authentieke mediavrijheid houdt de verantwoordelijkheid in om niet leugenachtig, niet sensatiezuchtig en niet lichtzinnig te schrijven over zaken van algemeen belang, evenals de missie om door vrije en verantwoorde publicatie bij te dragen tot de vooruitgang van de samenleving (“the responsibility to provide a public benefit”: S.J.A. WARD, The invention of Journalism Ethics, 2006).

Zou het te veel gevraagd zijn dat redacties zich eens opnieuw zouden bezinnen over hun kerntaak? Enkele voorbeelden uit de laatste weken illustreren er de dringende noodzaak van. Ik moge verwijzen naar de programmatie van een kookitem met een voorkeurrecept van een erkend dictator en massamoordenaar, en de grote moeite die de openbare omroep had om dit laattijdig te corrigeren. Klaarblijkelijk zijn er onvoldoende interne “checks and balances”, als in het complexe produktieproces daar nooit en door niemand enige vraag bij is gesteld – ook niet bij de omstandigheid dat hier overigens een leugen werd voorgesteld als historische waarheid. Zou iemand eens het gejen van Wendy Van WantenIlse De Meulemeester en vele anderen door een weekbladredactie kunnen uitleggen in het kader van maatschappelijk relevante berichtgeving over zaken van algemeen belang? Kan men mij de standrechtelijke executie van mevrouw De Gucht eens uitleggen, en de omstandigheid dat gigantische weerklank werd gegeven aan een anonieme klacht?

Op geen enkele manier hebben media in deze kwesties bijgedragen tot een sereen maatschappelijk debat. Waarmee is gezegd dat zij zich bevinden buiten de grenzen van de beschermde menigsuiting. Immers, die bestaat om accurate en betrouwbare informatie te kunnen geven over maatschappelijke aangelegenheden van algemeen belang, mits zulks met goede trouw geschiedt en met respect voor de regels van journalistieke deontologie.De beschermde meningsuiting bestaat immers om accurate en betrouwbare informatie te kunnen geven over maatschappelijke aangelegenheden van algemeen belang, mits dat te goeder trouw geschiedt en met respect voor de regels van journalistieke deontologie.

Auteur: Leo Neels
Dit gastcolumn verscheen gedeeltelijk in Knack van 26 november 008.

matuvu