Lekjournalistiek

Lekken zijn er altijd geweest. Bedoeld of onbedoeld, opzet of vergissing, strategie of stommiteit. Voor journalisten zijn ze aantrekkelijk omdat ze inspireren, verleidelijk omdat ze onthullen en gevaarlijk omdat ze kunnen misleiden. Het begin dus van het echte journalistieke werk, niet het einde.

Dat hebben we recent van nabij gezien. Ineens duizenden documenten gelekt. Nieuwe helden! De aanvang van het Grote Lekkentijdperk: sensationeel inderdaad, maar ook belangwekkend of belangrijk? Soms wel, zoals de hallucinante beeldopnamen van de helicopteraanval op burgers in Irak.

Soms kregen we daarentegen massa’s vertrouwelijke documenten, rapporten, brieven, mails voorgeschoteld met een zeer beperkte pertinentie. Vaak leerden we inhoudelijk niet veel meer dan wat al bekend was: tussen ambassades wordt er kernachtig en cynisch gecommuniceerd, en kerngesprekken bij grote staatsbezoeken zijn vaak minutieus voorbereid. Een documentenstroom van een zeer beperkte nieuwswaarde. Thrill om de vorm, te kunnen lezen wat niet voor publieksogen bedoeld was, niet zozeer om de inhoud.

Bij de start van het Wikileaks-treintje werd het onmiddellijk gebombardeerd tot de waan van de dag – zoals vandaag journalistiek gebruikelijk. Bladzijden en minuten werden besteed aan dit fe-no-me-na-le nieuwe mediafenomeen; heldenverering en heiligverklaringen van de initiatiefnemers bleven niet uit. Assange kwam gelijk op de lijst van potentiële Person of the Year 2010 van Time terecht, en ditzelfde blad blokletterde dat Wikileaks wel eens een even belangrijk journalistiek instrument kon worden als de wetten inzake openbaarheid van bestuur. Miskenning van vertrouwelijksheidsverplichting op gelijke hoogte met wettelijk geregelde openbaarheid. De mediahype was er direct, enging ook ditmaal weer snel liggen. Het verschijnsel Wikileaks heeft vandaag meer weg van een amateuristisch initiatiefje van wat flippende lui die noch in betrouwbaarheid noch in eerlijkheid uitblinken – noch onderling noch ten opzichte van de buitenwereld. Heel wat bronnen werden in gedrang gebracht, en de grote bron zit in een Amerikaanse gevangenis op betichting van onwettige vervreemding van vertrouwelijke gegevens. De site van Wikileaks ligt overigens stil “due to re-engineering improvements” – een mooi eufemisme voor de onderlinge rivaliteit van de helden (D. Leigh & L. HardingWikileaks. Inside Julian Assange’s War on Secrecy, 2011; D. Domscheit-bergInside WikiLeaks: My time with Julian Assange at the world’s most Dangerous Website, 2011).

Het gefleem met de grote internationale kwaliteitskranten leidde bliksemsnel tot ordinaire verwijten tussen de hoofdredacties daarvan en de lekkencowboys. L’histoire médiatique se répète: het meeste nieuws werd finaal gemaakt met de neveneffecten, niet met de inhoud van de berichten. De lengte van de berichtgeving over de grote geheimen was vaak omgekeerd evenredig met de leegheid ervan, precies omdat er niet altijd zo gek veel nieuws in zat. Alleen e-fanaten gaan rustig door, zoals het wanhopige Icelandic Modern Media Initiative, dat eerder lijkt op het begin van een groteske e-media-bubble na de Ijslandse bankenverdwazing.

Professionele redacties die aanvankelijk onder de indruk kwamen van het grote lekgebeuren, distantieerden zich snel. Ze bekwamen toegang tot de informatie langs andere wegen, zonder beperkende eisen vanwege de Wikileaks-opperhoofden, en investeerden in controle van de berichtenstroom en in bescherming van de bronnen waar nodig. Meer dan een megafoon van traditionele lekken lijkt het voorlopig niet te zijn geweest; het trok wel aandacht door de snelheid van verspreiding en door de omvang van het aantal gelekte documenten. Na toepassing van echte journalistieke vaardigheden daarop, lijkt het geheel nu op waakvlam gezet.

Langzamerhand ontstond er ook terug oog voor de noodwendigheid dat, in een democratische rechtsstaat, sommige gegevens van vertrouwelijke aard ook vertrouwelijk moeten kunnen blijven. Voor de omstandigheid ook dat niet àlle whistleblowers even goedaardige bedoelingen hebben, voor de behoefte aan journalistiek sérieux, de noodzaak van controle van informatie, en het recht van wederhoor. Informatie ontleent haar belangwekkend karakter immers aan de correcte feitelijke grondslag waarop zij steunt, en aan haar maatschappelijk belang – niet aan de oneigenlijke wijze waarop ze werd bekomen of verspreid.

Leo NEELS

matuvu