PG-journalistiek

Het komt nooit meer goed tussen pers en gerecht. Al sedert – horresco referens! – de jaren 30 wordt erover gepubliceerd, en de toonzetting wijzigt zelden, of het nu in een plechtstatige rede zou zijn, een heel colloquium of een boek. Meestal strandt men met steriele verwijten over en weer. Hoewel hij enkele malen zegt niet het proces van de media te willen maken, is ook Procureur-generaal Yves Liégeois, met zijn Mercuriale bij de opening van het gerechtelijk jaar, in die valkuil getrapt.

Het gerechtelijk apparaat is vandaag zo lek als een mandje. Gerechtsjournalisten hoeven ’s ochtends slechts het redactionele luikje te openen, en de vertrouwelijke informatie uit lopende politionele en gerechtelijke onderzoeken stroomt binnen. En die vindt haar weg naar radio, tv, internet en krant.

Hier faalt het gerechtelijk apparaat. Ik geloof niet dat we ons kunnen voorstellen dat de fiscale administratie voortdurend vertrouwelijke informatie over iemands inkomen of belastingaangifte zou lekken. Uitzonderingen – ja, die zijn er ook – daargelaten, wordt het vertrouwelijk karakter van die informatie gerespecteerd. Het zou ook onvoorstelbaar zijn dat de organen van de ziekteverzekering vertrouwelijke informatie over de gezondheidstoestand van personen zou lekken, en gelukkig zijn er daar, bij mijn weten, zelfs geen uitzonderingen. Het kan dus nog: vertrouwelijkheid garanderen. Deze vergelijking suggereert dat de reden van systematische lekken eerder bij justitie zelf ligt, die faalt waar financiën en sociale zaken vooralsnog redelijk of geheel slagen.

Redenen waarom justitie faalt zijn het mank karakter van wetgeving en reglementering, het ontbreken van efficiënt management van de bestuurlijke en administratieve processen, de belachelijke traagheid van onderzoeken, en een falend proactief communicatiebeleid van justitie. Voor de laatste drie elementen is de PG eigenlijk de verantwoordelijke persoon. Misschien krijgt hij er de middelen, de opleiding of de omkadering niet voor, maar dat vermindert zijn verantwoordelijkheid niet echt; het eerste is het gevolg van justitieel wanbeleid en politiek geklungel met de kwaliteit van wetgeving. Justitie is niet echt bezig met wetgevingskwaliteit.

Ook media falen. De meeste mediaprodukten die als gerechtsjournalistiek worden versleten zijn gemakzuchtige weergave van lekken, slechts zelden overstijgt het niveau dit van de roddelrubriek, en van de fierheid om het lek “eerst” of “exclusief” te brengen. Vermoeden van onschuld? Recht op eer en goede naam? Recht op een vertrouwelijke afhandeling van een gerechtelijk onderzoek? Recht op eerlijke berechting door een bevoegde rechtbank in plaats van standrechtelijke media-executie? Vergeet dat toch, eigen primeur eerst! Rechten? Alléén het recht van éigen journalistieke mening telt, de rest wordt daaraan snel ondergeschikt.

Dan maar straffen opvoeren voor de lekkers, tenslotte schenden die hun wettelijke vertrouwelijkheidsplicht. Nutteloos toch, als je nu al moet toegeven dat je niet kan opsporen wie heeft gelekt? Straffen voor de journalisten? Het Hof voor de Rechten van de Mens zal je (soms ten onrechte) afblokken.

De wettelijke bescherming van het journalistiek bronnengeheim wordt, terecht, in verband gebracht met de systematische toename van lekken: men beschermt niet meer de expressievrijheid over maatschappelijke zaken van algemeen belang, maar elke journalist of pseudo-journalist die beweert zijn informatie van een vertrouwelijke bron te hebben. Die aberratie moest leiden tot ongelukken, en die zijn er nu. Kan de geest weer in de fles? Dat lijkt redelijk ambitieus, maar is toch noodzakelijk, al was het maar omdat de Calimero-benadering van de PG niet werkt. Wie neemt de leiding van het debat, nu de PG in blessuretijd is?

Gooien met voorstellen van strengere straffen, zoals Liégeois suggereert werkt niet, in een era waarin men “klokkenluiders” bescherming offreert; dwangpublicaties van rechtzettingen – zoals eerder al nutteloos in de Kamer was gesuggereerd – werkt evenmin, wegens strijdig met basisbeginselen inzake expressievrijheid.

Het justitiële huis op orde zetten zou een heel stuk helpen, evenals een journalistieke “re-set”: journalistieke zelfbeheersing en opwaardering van gerechtsjournalistiek tot volwaardige voeding van het maatschappelijk debat rond justitie, en weglating van publicatiedrift van onbenulligheden en pietluttigheden, als ze maar gelekt zijn en wij de primeur hebben. Er zijn gelukkig regelmatig mediavoorbeelden van, dus het talent ervoor bestaat. Nu het inzicht nog, en de moed.

Last but not least. De PG sprak op een ogenblik dat hij had dienen te zwijgen. Zo zou hij een mogelijk verwijt van ernstige misstap hebben vermeden. Inderdaad, hij sprak zijn rede uit op het ogenblik dat zijn echtgenote een redacteur in aansprakelijkheid had gedagvaard naar aanleiding van een fors geschreven opiniestuk over zijn beleid als PG.

De zetelende rechter zal in alle onafhankelijkheid oordelen, ongeïntimideerd door de rede van de PG, die vanzelfsprekend niet als oogmerk had en nog minder als effect zou wensen dat de rechtbank haar oordeel zou laten beïnvloeden door zijn opinie “obiter dictum”.

Leo NEELS
Media- en Communicatierecht ULeuven en UAntwerpen

matuvu