Wijlen Steve Stevaert was een behendig manipulator van de media. Media make and unmake reputations.Ze maakten van de succesrijke cafébaas die een mooi praatje had en in de Brusselse salons en op het nationaal tv-scherm zijn Limburgse herkomst tot stijliconische hoogte verhief, letterlijk, een “God”. Kritiekloos liepen ze in zijn val, en hij genoot ervan. Even kritiekloos lieten de media de man vallen toen het op leek en toen sommige affaires zich aandienden. Dat gaf hem opnieuw recht op de standaard mediabehandeling, van het type: Icarus, part 2, after the fall. De man trachtte zich onzichtbaar te maken maar werd nu ingehaald door feit en verslag. Daar lag de grens van zijn manipulatieve kracht, en hij betaalde dat met de hoogst mogelijke prijs. Zo schreef ik het in april, vlak na zijn zelfdoding en het mediaspektakel daarrond. Sommige media hadden kennelijk nog onvoldoende afgerekend met wijlen Steve Stevaert. Om ons tijdens de zomervakantie te verstrooien, publiceerde HLN deze week een serie onder de titel “De geheimen van Steve Stevaert”: vijf dagen, tien pagina’s “geheimen”, niet gesigneerde stukken. Als u zou denken iets te hebben gemist, dan kan ik u meteen geruststellen: u miste niets. Nieuwswaarde nul.
Het meest verontrustende is dat zulke publicatie geen aanleiding geeft tot massieve reacties wegens onbehoorlijkheid. Journalistieke normvervaging wordt toch best niet zo groot zijn dat men dergelijke publicaties als het nieuwe normaal zou beschouwen. Kan daar eens een debat aan besteed worden aub?
“Over de doden niets dan goeds”, is een oude volkswijsheid, allicht ook uit een tijd van minder communicatie en minder transparantie, maar ze vertaalt wel het belang van een zekere schroomvalligheid en terughoudendheid ten opzichte van personen die zich niet meer kunnen verdedigen. Ook ten opzichte van hun nabestaanden die er recht op hebben met rust te worden gelaten.
Wanneer de nieuwsarme zomer aanbreekt, verliezen sommige redacties de trappers, zoals nu HLN. Natuurlijk was wijlen Steve Stevaert een “publiek persoon”, en wat voor één! Dat rechtvaardigt media-aandacht als het gaat over een publieke zaak van algemeen belang, en als er nieuwswaarde aan is verbonden. De reeks bevat geen enkel nieuw element. Dat Stevaert redelijk vermogend was geworden, dat hij geen intellectuele hoogvlieger was noch een dossiervreter, dat hij geheel emotioneel en perceptiegewijs als een komeet de electorale hoogte inschoot, dat zijn partij na die verschroeiende marketingdoortocht implodeerde, en dat hij in allerlei functies werd geparachuteerd: allemaal oud nieuws, getuigend overigens van een symbool van een periode van slecht bestuur in het kwadraat. Maar: nul nieuwswaarde, daarin kan de rechtvaardiging van de publicatie van deze “geheimen” niet liggen. Een interessante vraag is eerder hoe de kritische maatschappelijke functie van journalistiek ten opzichte van de spektakelpolitiek toen werd waargenomen.
De overige “geheimen” in de artikelserie gaan over het privé-leven van de heer Stevaert. Enige media-aandacht voor het privaat leven van publieke personen kan gerechtvaardigd worden, wanneer hun publiek functioneren door complicaties uit het privé-leven in het gedrang komt, of wanneer zij te koop lopen met zaken die anderen als privé beschouwen. Sommige theatrale macho-aspecten van wijlen de heer Stevaert waren op die wijze publiek gekend, en zijn het gevolg van de wijze waarop hij pochte met zijn status als womanizer. Tja, daar kijkt men dan meestal wel naast. Niet altijd, ook een journalist als Hugo De Ridder, toch van nog enkele generaties geleden, schreef al over vrouwenzaken, zij het in min of meer bedekte termen en op geromantiseerde wijze.
Van daar naar een strafonderzoek wegens een klacht betreffende verkrachting is nog een ander paar mouwen, maar rechtvaardigt geen reputationele natrapperij. Er is ook geen nieuwswaarde in de herhaling van “affaires”, en hier had de beoordeling mogen zijn dat het nu definitief private zaken zijn geworden. Zo doet het strafprocesrecht dit: gerechtelijk onderzoek en vervolging stoppen bij overlijden van de mogelijke beschuldigde of verdachte. Er is geen reden waarom dergelijk wettelijke regel, die een vertaling is van ethiek, door media zou moeten worden genegeerd.
Trial by media hoort al niet wanneer het proces ter beoordeling voorligt bij Hoven en Rechtbanken, het hoort nog minder daarbuiten. Ook op dit vlak is de serie een misser van formaat. Stuitend zijn de bronnen. Grotendeels anoniem… makkelijk hoor: gecontroleerde feiten, of indrukken, percepties, ongecontroleerde roddel? Niemand zal het ooit echt weten. Hebben we media nodig om dit vast te leggen? Zijn het onze zaken? Andere bronnen spraken met naam en toenaam. Was vriendschap niet ooit een soort van menselijke relatie die deed verhopen dat wat men met vrienden deelde, voor altijd tot de intimiteit van die vriendschap bleef behoren? Misschien, misschien is er een tenzij… tenzij er maatschappelijke zaken zijn van algemeen belang die bekendmaking, onder omstandigheden en modaliteiten, zouden kunnen verantwoorden. Maar daarvan blijkt niets, het gaat om beschamende interessantmakerij die een artikelenreeks zonder waarde enige impressie van geloofwaardigheid moet verlenen, op grond van de intieme relatie die de babbelkousen met de overledene claimen. Met zulke vrienden had Stevaert weinig vijanden nodig.
De redacteurs en redactrices die anoniem de pennen voerden over deze bagger, hebben zich laten verleiden voor roddel, en de kans van een journalistiek acceptabele kritische terugblik verkwanseld.