Geen commentaar

 

Iedereen heeft een mening over media. Een staal van wat de voorbije dagen door mijn handen ging. Beraden redacties hier over? Of beschouwen ze het als gezeur van een onvermijdelijk basso continuo dat bij hun emplooi hoort?

 

“Only bad news is news: door die mediawet wodt maatschappelijke zwartgalligheid verspreid en worden bij veel mensen burn-outs verwekt”. Zo ziet Marc Eyskens het (Knack, 28 juni).

“Ik kan me nog ontzettend opwinden in een knullig stuk van een journalist die het in mijn ogen niet begrepen heeft. Dossierkennis en journalistiek gaan niet altijd samen. Het verhaal achter de feiten, de fond van het dossier, blijft vaak onderbelicht. Zo blijft alleen de perceptie over. Dat is onaangenaam, en oneerlijk’. Zo ziet Rob Van de Velde het (DT 1 juli).

“Ook de politieke redacties van de schrijvende en de audiovisuele pers gaan niet vrijuit. Er is in de berichtgeving over de politiek vaak evenzeer sprake van een obsessieve aandacht voor verkiezingen. Maanden op voorhand slaat ook daar de koorts toe. Het gevecht om de beste plaatsen wordt breed uitgesmeerd in krantenpapier en in zendtijd. Week na week, dag na dag. De gebruikte terminologie liegt er niet om. De moeder van alle verkiezingen! De strijd der titanen! Dat verkiezingen vandaag ontwaarde macht opleveren lijkt van geen tel te zijn. De beroepspolitici zal je daarover niet horen klagen. Zij hebben de aandacht van de persmensen broodnodig. Precies omdat zij macht verloren heeft, zoekt de politieke klasse in de campagnes het licht van de media. Het levert hen alsnog wat prestige op. Op dat vlak zijn pers en politici dus gelukkig getrouwd.” Zo ziet Luc Huyse het (Red de Verkiezingen, 2017: www.luchuyse.be ).

“De Standaard en ikzelf zijn de jongste jaren uit elkaar gegroeid, zoals vrienden vreemden worden, en partners waarnemers van elkaars gebreken. Ik neem het niemand kwalijk, we hebben een andere mensvisie, huldigen een andere ethiek… Ik verlaat De Standaard om ethische redenen.” Zo ziet Rik Torfs het (DS 29 mei).

“En het gaat niet enkel over de naam of de foto. Als je een aanslag pleegt, mag je er rustig van uitgaan dat de hele wereld zal schrijven over je afkomst, je familie, je schoolprestaties, je liefdesleven, en eventuele strafblad en wat de buren van je vonden. Eigenlijk verschil je in nagenoeg niets van andere terroristen, maar wij spitten je korte levensverhaal uit met een ijver en een belangstelling die je bij leven nooit hebt gekend.” Zo ziet David Van Reybrouck het (DM, 1 juli).

“Verslaggevers en politici zitten in dit land te dicht op elkaar, onder dezelfde stolp. Het heeft een deel van mijn generatie politieke verslaggevers bijziend gemaakt. Te veel aandacht gaat naar het spel, te weinig naar de knikkers. We denken dat we over de macht berichten, maar we nemen vrede met een poppenkast. We berichten over de strijd om het fractieleiderschap bij partij X of om het lijsttrekkerschap in stad Y, maar we zien niet hoe achter de schermen de macht versluierd en verdeeld wordt.” Zo ziet Bart Eeckhout het (DM 26 juni), in een stuk met de titel: “Het systeem maakt de schurk”. Het sloeg op de journalistieke bijziendheid die blind was gebleven voor de Brussels schandalen, maar  ook over het systeem dat journalisten te dicht tegen de borst drukt, zodat ze er te week van worden: “Alle mediakritiek op die laattijdige belangstelling is terecht. Ook hier is de verklaring van de rotte appels – de journalisten die zich laten inviteren aan rijke tafels, in ruil voor een milde behandeling – onvolkomen. Ook politieke verslaggeving maakt deel uit van het systeem. Systeemjournalistiek levert gezag op. En het levert ‘exclusieve’ scoops op, vaak in ruil voor een mild interview.”

“De Vlaamse Minister van Welzijn, Jo Vandeurzen (CD&V) is niet te spreken en zelfs ‘gefrustreerd’ over media die de richtlijnen rond zelfdoding aan hun laars lappen. Hij wil suïcide-experts, de journalistenvereniging en de media uitnodigen voor een gesprek. (…)  “De manier waarop verschillende media de afgelopen dagen hebben bericht over een drama met een vijftienjarige jongen in het Oost-Vlaamse Appelterre is duidelijk in strijd met de mediaricht­lijnen rond suïcide”. Zo ziet Jo Vandeurzen het (DS, 15 juni).

“Het mag soms wat minder hijgerig. Dat journalisten zich ook op belangrijke nieuwsmomenten bewust blijven van hun opdracht en niet meelopen met elk gerucht, zou vanzelfsprekend moeten zijn.” Zo ziet Bart Eeckhout het, Opiniërend hoofdredacteur (DM, 1 juli).

‘Verschillende media zijn uit de bocht gegaan in mijn ogen, maar de artikelen op hln.be en vandaag (gisteren, red.) in Het Laatste Nieuws gingen echt over de schreef. Wat mij stoort zijn niet alleen de grove feitelijke onjuistheden, maar ook de arrogantie waarmee de krant een vraag naast zich neerlegt.’  Zo ziet Vlaams Parlementslid De Bruyn het (DS, 15 juni).

‘Ik denk niet dat de media daar in zijn geheel verantwoordelijk voor zijn, maar ze dragen wel bij aan cynisme en ontevredenheid van de kiezer. Negatieve berichtgeving is de afgelopen jaren toegenomen, net als de aandacht die media besteden aan het politieke spel en de strategieën die partijen hanteren. In plaats van alleen over de inhoud te informeren.  In het interview geeft de politicoloog aan dat er in de media een toegenomen aandacht voor conflictjes, strategie en de laatste peilingen is. ‘Dit draagt er niet aan bij om de burger inhoudelijk te informeren.’ Zo ziet Rens Vliegenthart het (“U klets uit uw nek”, 2012)

“Ik lees van alles over mijzelf in de kranten. Dat klopt ook niet allemaal. Zo gaat dat, als publiek persoon.” Zo ziet Zuhal Demir het (DT 1 juli).

 

 

Op 7 juli 2017 gepubliceerd op www.deredactie.be

Leo Neels