Spiegel je als overheid eens aan performantiemetingen, innovatieritme en daadkracht van toppers in de private sector.

 

Het rapport van de OESO over België (OECD Economic Surveys, 2017) werd bijna gereduceerd tot gelukwensen voor een land dat progressie boekt. De OESO erkent weliswaar geboekte vooruitgang maar blijft kritisch en spoort aan tot doortastendheid.

Daar zijn ook andere indicatoren voor. In reputatiemetingen scoort België matig, we verloren in 2016 heel wat punten na de aanslagen (www.reputationinstitute.com). Reputatie meet vertrouwen, waardering, bewondering en gevoel. We scoren op veel criteria redelijk, maar verliezen punten op het vertrouwenscriterium. Vertrouwen verdien je met een goed ondernemingsklimaat en een efficiënt overheidsapparaat. Met de internationale zetels van de Nato en de Europese Unie kan België uiteraard niet anders dan hier goed scoren, maar conservatief beleid en bedenkelijke overheidsefficiëntie reduceren ons tot mediocriteit. De aanslagen kostten forse punten, en België, dat sedert 2011 in 2015 naar een 10de plaats was gestegen, tuimelde na de aanslagen naar de 15de. Te middelmatig toch voor een land met zo veel mogelijkheden en zo veel troeven?

Hetzelfde beeld in de Competitiviteitsindex van IMD, waarin België een plaats daalt naar 23 van 63 vergeleken landen (www.imd.org). De “future readiness” in de digitaliseringsindex van IMD spoort duidelijk met de globale competitiviteit van een land. België bungelt rond de 20e plaats, terwijl Zwitserland, Nederland, Ierland, Denemarken, Luxemburg, Zweden, Noorwegen, Duitsland, Finland en het Verenigd Koninkrijk het in Europa beter doen. Is de werkelijkheid niet dat we te vaak onze middelmatigheid prijzen?

Bij het WEF (www.weforum.org) staat België op de 17de plaats in de competitiviteitsindex, twee plaatsen beter dan een jaar geleden, maar ver achter Nederland en Duitsland die op de vierde en vijfde plaats scoren. Waarom nemen we daar eigenlijk genoegen mee?

Onze basics scoren te matig: performantie van onze instellingen, reguleringslast, publiek vertrouwen, infrastructuur en macro-economische data zoals staatsschuld. Diverse elementen bevorderen wel de efficiëntie: ons onderwijs, marktefficiëntie, en de eerste belangrijke maar kleine verbeteringen aan de rigide arbeidsmarkt, maar we zijn niet klaar voor de toekomst.

Het zijn onze ‘business sophistication’ – de modus operandi van onze bedrijven – en nadruk op R&D en innovatie die ons significant hoger piloteren. We hebben, met de KULeuven en Leuven R&D, Europa’s meest innovatieve universiteit (Reuters’ Europe’s Most Innovative Universities) in huis, wereldspelers zoals Imec of i-Minds (nu samen Imec), fundamentele researchcentra zoals het VIB, en private wereltoppers zoals GSK in Waver of Janssen Pharmaceutica in Beerse. Oef! Deze laatste clusters redden de eer en compenseren bestuurlijke zwakte en politieke besluiteloosheid. Maar: hoe lang nog?

Thomas Friedman schreef dat de tectonische platen van technologie, markt (globalisering) en natuur (klimaatverandering) alsmaar sneller veranderen, en dat overheden moeten leren zichzelf te hervormen aan de snelheid van Moore’s law  (Thomas L. Friedman, Thank You for being Late, 2016).  Dat vergt overheden met visie, een blik op de toekomst en een helder plan dat voortdurend wordt bijgesteld. Een regeerakkoord van 2014 is in 2015 voorbijgestreefd.

Om het ritme van Moore’s law, waarover Friedman schreef, aan te geven: indien de VW-Kever van 1971 geëvolueerd zou zijn aan de snelheid van Moore’s law – capaciteitsverdubbeling van microships om de twee jaar – dan zou hij nu 300.000 km per uur rijden, 0,1 ml benzine verbruiken per 100 km, en te koop zijn voor 4 cent.

Parlementen verliezen zich nu in een nieuwe tak van sport – onderzoekscommissies – en verloren hun wetgevende inspiratie en kracht. Regeringen zijn uit op behoud van wankele meerderheden en besturen met klamme hand en stramme voet. Het middenveld stagneert en krijgt geen deuk meer in een pak boter. We zijn niet rijk genoeg meer voor zoveel stilstand.

Krijgt iemand de federale regering, de Brusselse regeringen – als ze tenminste uit hun stammentwisten willen komen – de Waalse Gewest- en de franstalige Gemeenschapsregeringen, de Regering van de duitstalige Gemeenschap en de Vlaamse Regering (oef…!) samen voor een super-ministerraad die het Plan België 2030 lanceert en daar een Raad van Bestuur voor aanduidt? Met mandmoedige visie, perspectief en daadkracht moet je regio’s, meerderheden en opposities  kunnen verenigen, en de burgers – àlle burgers – weer mee bij de klas kunnen krijgen. Spreek eens terug de rol van initiatief, en het primordiaal belang van waarde-creatie! Dat zijn de noodzakelijke voorwaarden voor instandhouding van de sociale welvaartsstaat. Spiegel je als overheid eens aan performantiemetingen, innovatieritme en daadkracht van toppers in de private sector.

Waar wachten onze beleidsmakers eigenlijk op? Hun en onze kinderen hebben er recht op dat ze diep ademhalen en de rug rechten. We moeten weer de hoofd- van de bijzaken onderscheiden en onmiddellijk aan de slag gaan.

Op 6 juli gepubliceerd op www.knack.be in de reeks DOORDENKERS

 

 

Leo Neels