Fake News : Wie zijn nog “de media” ?

De slogan “fake news” is confronterend:  moet nieuws dan niet waar zijn? Is nieuws niet slechts nieuws wanneer het gecontroleerd is? Kan iets “nieuws” zijn dat misschien niet eens gebeurd is?  

Zijn de media die door de US President systematisch aangevallen worden, dan vervalsers? Brengen de gevestigde media dan bewust verkeerde berichtgeving?

En… wie zijn vandaag “de media”?

Een pleidooi voor de herwaardering van professionele journalistiek.

 

De US President heeft er een prioriteit van gemaakt: altijd de gevestigde media aanvallen en journalisten verdacht maken. Het is een overlevingsstrategie van een soms al dubieuze zakenman die zichzelf  wist te profileren als de vijand van het establishment, de man van het volk. De ironie is dat zijn werkwijze hem gigantische journalistieke aandacht oplevert.

In gewone omstandigheden hebben politici een haat-liefde-relatie met journalistiek. Ze houden van journalistiek die verslag brengt van wat ze doen – denk aan het vaste weekeinde-nieuwsitem van Ben Weyts – en de lof zingt van hun strategie en resultaten, ze staan graag op goede voet met journalisten en bestoken hen met wetenswaardigheden die ze graag als nieuws voorschotelen. Daarvoor beschikken ze over een leger woordvoerders en pennenridders, vaak journalisten die eens wat anders willen doen. Maar politici ergeren zich ook aan journalistiek die hun plannen kraakt, de mislukking van beleid fileert en ze over de knie legt wanneer het niet zo goed loopt.

Deze ambigue relatie kan soms leiden tot een vriendschappelijkheid die professioneel handelen aan de zijde van de journalistiek niet bevordert. We herinneren ons het voorbeeld van een Minister die zich vorstelijk liet interviewen door zijn vriendin, toen nog journaliste, of van journalistieke trouwpartijen waarbij men zich in de Wetstraat waande.

Moet nieuws behagen ?

De VS-President volgt een andere strategie. Vermits er veel op de man, zijn verkiezingscampagne, zijn belangenconflicten en non-beleid aan te merken is, kiest hij voor de voortdurende aanval: alle onwelgevallig nieuws wordt weggezet als fake news en journalisten worden afgeschilderd als onbekwaam of te kwader trouw. Het vergt groot professionalisme van Amerikaanse journalisten om niet in die val te trappen: kan je tegelijkertijd vermijden  om  elke presidentiële tweet uit te vergroten, en  toch professionele journalistiek bedrijven ten aanzien van zijn beleid?

Verschillende Amerikaanse commentatoren beginnen aan te geven dat ze zich wellicht beter minder laten afleiden door de twittersalvo’s uit het Witte Huis en meer aandacht geven aan normale journalistieke bejegening van de daadwerkelijke beleidshandelingen van de President. Geen makkelijke opgave. We weten het nog nauwelijks, maar de bumpersticker van George W. Bush in zijn herverkiezingscampagne in 1992 luidde al: “Annoy the media, elect Bush”: werk de media op hun zenuwen, herverkies Bush!  Het recept van Trump komt dus uit het klassiek kookboek van politieke campagnevoering – zij het dat de man in campagnemodus blijft hangen.

MODERNE JOURNALISTIEK

Sommige kenmerken van moderne journalistiek bevorderen, volgens de wetenschappelijke analyse, het succes van die dubieuze mediastrategieën. Te veel journalistiek is gericht op de aanduiding van winnaars en verliezers, alsof het om een dagelijks gevecht moet gaan, polariserend. Ook de neiging tot overdrijvingen – alles is zwart-wit – maakt journalistiek tot een makkelijke bondgenoot van tweetende herrieschoppers. En de omstandigheid dat kritisch feitenonderzoek snel wijkt voor prompte beoordeling, draagt bij tot het succes van de radicale tweeter. Vroeger leidde de allerindividueelste expressie van de allerindividueelste emotie tot poëzie, vandaag  volstaat ze  voor de meningenindustrie die journalistiek te vaak is.

Daar komt bij dat mensen graag in hun eigen opinie versterkt worden: de “like”-cultuur van de zgn. sociale media creëert zulke bubbels van eigen gelijk. Ook dat verschijnsel draagt bij tot de afkalving van geloof in journalistiek. De publieke opinie is kritisch ten opzichte van journalistiek, omdat die veel miste; zo waren media niet bij machte om het politieke simplisme van de “weapons of mass destruction” van Bush en Blair te keren, om desastreuze misbruiken in de internationale financiële sector tijdig te analyseren, of om mandatencollectie en dubieuze vergoedingen in de politiek adequaat en kritisch aan te kaarten.

TERUGKEER VAN HET JOURNALISTIEK VAKMANSCHAP

Ironisch genoeg leidt de verwondering over fake news tot nieuwe kansen voor goede journalistiek:  we bemerken terug de noodzaak van professioneel journalistiek vakmanschap. Feiten onderzoeken en valideren. Met oog voor nuance, argument en debat. Lezers, luisteraars en kijkers onderschatten hoe moeilijk het soms is om de werkelijke feiten te kennen, laat staan om ze te controleren, en om ze te controleren en valideren binnen een beperkt tijdsbestek. En dat is de moeilijkheid, maar ook de mérite van goede journalistiek.

Vrije meningsvorming via goede journalistiek is een noodzakelijk onderdeel van de democratie. Niet alleen om verslag te doen over wat in politieke kringen gebeurt, ook om verslag te doen van wat leeft in de samenleving. Dat voedt een gedegen publiek debat, met argumenten, op basis van onderzochte feiten. Van die journalistiek hebben we nooit genoeg. En ze wordt best bedreven door professionele redacties, in de gevestigde mediabedrijven: het is een vak.

GEVESTIGDE MEDIABEDRIJVEN vs. SOCIALE MEDIAMASTODONTEN

De ruis in de sociale media voegt voornamelijk toe wat het woord zegt: ruis. En Facebook werd hét vehikel hiervoor. Een technologisch platform, dat het “nieuws” dat via zijn netwerk verspreid wordt, niet maakt: geen journalistiek onderzoek, geen redactioneel werk. Dus zijn we, aldus Zuckerberg, een technologisch platform maar geen mediabedrijf, een ‘technologisch platform van een bijzondere soort’. Het vergemakkelijkt de vrije stroom van ieders bericht via sociale media – waarmee het bijdraagt tot het maatschappelijk debat –  maar dus ook dat van “fake news”, bewuste vervalsingen – waarmee het bijdraagt tot maatschappelijke afbraak.

Facebook functioneert met een businessmodel op grond van zijn pijplijn-activiteit en van de omstandigheid dat zijn product – dat zijn in werkelijkheid de data van zijn gebruikers – capteert en monetariseert bij adverteerders. Dat laatste is een typisch kenmerk van mediabedrijven, zodat de sociale media nu de grootste concurrent zijn van mediabedrijven. Maar Facebook wil zich blijven profileren als technologisch platform, en verzet zich tegen de kwalifikatie als mediabedrijf. En daar is een hele goede, doch ontluisterende, reden voor: als pure tech-player is Facebook juridisch immers niet verantwoordelijk voor wat er door zijn vehikel stroomt, als mediabedrijf zou het daar wel op aangesproken worden.

Onder druk deed Facebook al een proef met zgn. curatoren van de newsfeeds over zijn netwerk,  later met algoritmes die moesten beschermen tegen fake news, maar die deden het niet goed, en nu, voorzichtig aan, met fact check-services. Facebook vervelt dus, langzaam maar zeker, van een geslachtsloze technische operator naar een content-provider met een soort van “crowd-raised content”, gratis door zijn gebruikers aangeleverde inhoud, niet geredigeerd en nog nauwelijks gecontroleerd. Echt of fake. Voorlopig houdt Zuckerberg vol dat zijn Facebook een platform is, zij het van een bijzondere aard, en weigert hij de kwalifikatie als mediabedrijf. Dat zou immers plichten en verantwoordelijkheden met zich brengen,  eerder dan dollars.

 

Op 24 juli 2017 gepubliceerd op http://www.deredactie.be/permalink/1.3029073 

 

 

 

 

Leo Neels