De Toekomst van Journalistiek ligt niet achter ons (Mediastorm, afl. 3)

 

De Toekomst van Journalistiek ligt niet achter ons.

Een democratie gaat ten onder als we andere meningen en andermans mening niet meer op prijs kunnen stellen, als we geloof gaan hechten aan elk onbewezen gerucht (= fake news) of anderen direct gaan beschouwen als tegenstrevers en vijanden. Democratie vergt een zekere gemeenschappelijkheid, betrokkenheid, en een breed gevoel van samenhorigheid – hoe verschillend we allen ook zijn en hoe ver meningen ook uit elkaar mogen liggen. En democratie vergt een open en sereen debat over meningsverschillen, op basis van argumenten (Cass S Sunstein, #republic, 2017).

 FRAGMENTATIE EN SNELHEID?

Dat moet als een droom klinken voor journalistiek, toch? En toch… zoals vorige week besproken, lekt het businessmodel van journalistiek. Hoe zit het nu dan met het vak zelf, nu mediabedrijven hun inhoud ook “delen” via sociale media? Werken ze daardoor niet  mee aan de fragmentatie van hun eigen bundel? Dat bevordert  eigen selecties door hun publiek, dat minder kiest voor zender- of krantentrouw, en meer voor multiple choice: mijn selectie van artikelen uit jouw krant, van programma’s uit jouw aanbod: “Mijn Standaard”, “Mijn Journaal”.

Goede journalistiek zit ook kort op de bal. Er was een tijd waarin  het journaal van vanavond of de krant van morgenochtend een normaal tijdsperpectief was. Vandaag  verpulveren “breaking news” en “news alert” alle snelheidsrecords. Feitjes en feiten, bliksemsnel en24/7 zoals dat heet. Makkelijk zat met internet, en met de turbo van de technologieplatformen.

 CHECK & DOUBLECHECK?

Is al dat snelle nieuws ook gecontroleerd? Volgens kenners nemen  millenials  genoegen met “good enough”. Was een bericht verkeerd? Dan kom ik dat straks ook wel te weten, ik maal er eigenlijk niet zo om, zo luidt vaak hun reactie.

Hier schuilt een risico voor journalistiek. Snel, ok, maar verifiëren en valideren is en blijft toch de kern van het journalistiek métier (Kovacs & Rosenstiel, ELements of Journalism, 2007). Dat gaat altijd ten koste van snelheid: voor journalistiek die zijn kern niet goed bewaakt wordt de race om de eerste te zijn een existentieel risico. Verificatie is de kerncompetentie van journalistiek, die opgeven betekent dat journalistiek zijn “USP” loslaat. Een vak dat zijn onderscheidend kenmerk niet zelf respecteert, verliest vertrouwen. Het is dé valkuil van de spagaat tussen journalistieke degelijkheid en de verlokking van de alert– en share-snelheid.

 ACHTERHAALD POORTWACHTERSCHAP IS RAZEND ACTUEEL

Journalistiek contextualiseert ook, kadert, duidt. Maar in deze postmoderne tijden is het kader vaak zoek, of vrijblijvend;  journalisten geven niet steeds blijk van normatieve feeling  en stapelen vaak meningen op en naast elkaar. De lezer en kijker zoekt het maar uit, wij voorzien in een breed aanbod, zo luidt het mantra.

Dat is geen valabele bijdrage tot de gemeenschappelijkheid die de samenleving nodig heeft. Met ouders, politiek, middenveld, en onderwijs zijn ook de klassieke media aggregatoren van de gemeenschappelijkheid, poortwachters met een filterfunctie voor het brede publiek, op basis van de ‘canon’ van de samenleving. Wij benoemen zulke canon als “waarden en normen”, Nederlanders spreken van “de kern”, Fransen van “La République”. De fenomenale juridische voorkeurpositie die journalistiek geniet, rust net op zijn rol als kritisch bewaker  van die canon.

 DE WARE DEMOCRATIE EIST AANDACHT

Democratie is niet vanzelfsprekend, er moet aan gewerkt worden. Het gefragmenteerd aanbod dat de algoritmes van de technologieplatformen voor elke consument of doelgroep uitsnijden, is niet genoeg. Het is nodig dat we voortdurend en ook onverwacht op andere personen, diverse meningen, andere gezichtspunten en op nieuwe analyses stoten. Personen in een samenleving dienen ook belevenissen te delen en ervaringen, zoals feestdagen, een festival of opera, of nog, diepe rouw. Van die beide elementen – voortdurende confrontatie met verschillende opinies én voldoende gedeelde ervaring – leeft de samenleving, aldus de Amerikaanse Grondwetsdeskundige Sunstein. Dat bereik je niet met fragmentering en met de zelf-isolatie waartoe de technologieplatformen verleiden.

 CHECKS AND BALANCES IN HET BELEID

Sunstein wijst er op dat de US Grondwet weliswaar aanvangt met de iconische aanhef “We the People…”, doch dat diezelfde Grondwet absoluut wilde voorkomen dat populaire passies en vooroordelen lineair het beleid zouden bepalen of de wetgeving. Het is een doordachte combinatie van zeer brede uitings- en persvrijheid, met “checks and balances”, precies om te voorkomen dat subjectiviteiten van alle aard lineair in beleid en wetgeving zouden belanden. Populaire – vandaag zouden we schrijven “populistische” – verlangens worden institutioneel gefilterd zodat beleid leidt tot de bevordering van de publieke zaak. Ruime individualistische expressies zijn prima, maar tussen de plethora daarvan en beleid en recht staan institutionele drempels. Die verfijnen, verdiepen en verbreden de populaire zienswijzen, die immers worden bewerkt in representatieve organen met een grote verantwoordelijkheidszin, zodat ze worden ontdaan van ondoordachte elementen, te wilde emoties of al te particuliere belangenzucht. (Terzijde: de déconfiture van de beide grote partijen in de US, de impact daar van propagandamedia, en een bubble-bewoner in het Witte Huis, tonen hoe snel de afgang van de kern van een gezonde democratie kan gaan).

 EN JOURNALISTIEKE CHECKS AND BALANCES

Wat betekent dit voor journalistiek? Redacties die nu werken binnen een versatiele bedrijfscontext, moeten het beter doen en méér oog hebben voor het effect van hun product op de samenleving. Een kritische factor wordt de vraag of ze ontmoetingsplekken vormen, makelaars kunnen zijn in een gedeeld algemeen belang, behartigers van de goede zaak van een inclusieve gemeenschap, actoren in de preventie van individualistische zelf-isolatie die de echokamers van de “social media” te vaak zijn. Het is ook de vraag of ze de fragmentatie van het publiek over vele, ook amateuristische en  declinistische fora kunnen overstijgen met een wervend aanbod dat  samen leven bevordert. Ruime persvrijheid steunt op de basisinzichten van de samenleving, en op de erkenning van die vierde macht-functie.

In de wereld van de fragmentatie, zonder poortwachters en gidsen verbergt de leuze ‘het is wat onze lezers/luisteraars/kijkers vragen’  te vaak de eigen mediocriteit. Dat is een vorm van neerkijken op oude paternalistische journalistiek die vaak namens religies, machtsblokken of zuilen werd bedreven. Maar het vertaalt ook een onvermogen om in te spelen op de grote maatschappeljke behoefte van vandaag. De wereld is veranderd, de journalistiek dient mee te veranderen, maar wel in lijn met zijn maatschappelijke plichten en verantwoordelijkheden. Zijn alle redacties zeker dat ze consistent die kant op gaan?

Goede, professionele journalistiek is geen luxeproduct: welvaart en democratie, kortom het welzijn van burgers, hangen af van een gezond expressiesysteem en goede journalistiek die een behoorlijk publiek debat voedt. Ook in ons rijke en welvarende land is er druk op  democratie en rechtsstaat  – niet in het minst door de toename van het aantal expressies en de significante daling van hun waarde. Government by discussion leidt tot welvaart, maar de discussie moet dan wel ergens over gaan, een oogmerk hebben, en verbindend werken. Anders haken mensen af. Als dat de betekenis is van de omstandigheid dat 70% van de Vlamingen weinig of geen vertrouwen uitspreekt in media (VRIND-indicatoren, 2015), dan zou ik als mediabedrijf met mijn professionele redacties direct een crisisberaad lanceren.

 

Op 8 september 2017 gepubliceerd op www.vrt.be/vrtnws/nl 

 

Leo Neels