Paradijselijke journalistiek

Lux leaks, Swiss leaks, Panama papers en nu Paradise papers, het houdt niet op. Telkens weer werden oneigenlijke financiële transacties in kaart gebracht, waarbij in de regel sprake was van belastingontduiking. Is zulke berichtgeving sensatie of is het een staal van journalistiek kunnen en een exemplarisch toppunt van de journalistieke roeping?

 INTERNATIONALE ONDERZOEKSJOURNALISTIEK

Het Internationaal Consortium van Onderzoeksjournalisten (icij.org) is een onafhankelijke nieuwsorganisatie die meer dan 200 journalisten uit 70 landen verenigt. Die leggen zich toe op onderzoeksjournalistiek in grensoverschrijdende dossiers. Het is het antwoord van het Amerikaans Centrum voor Publieke Integriteit op grensoverschrijdende misdaad en corruptie, waarbij ze machthebbers ter verantwoording roepen. Het ICIJ is meermaals bekroond voor zijn voortreffelijk werk.

In België werken De Tijd, Le Soir en Knack mee met het consortium. Ons kleine landje is dus meer dan voortreffelijk aanwezig in dit internationaal netwerk. Deze media publiceerden in grote opmaak de dossiers betreffende internationale financiële spitstechnologie, in de regel met de suggestie van fiscale ontduikingsconstructies en fraude.  Het scenario is inmiddels gekend: aankondigingen via de informatieve programma’s van de openbare omroep, en dan enkele dagen vervolgverhalen waarin steeds ’n tipje van de sluiter wordt gelicht. Zo passeerden deze week o.m. Ageas, Nike en Janssen Pharmaceutica de revue, net zoals het Belgisch overheidsbedrijf Belgische Maatschappij voor Internationale Investeringen, en Rent-a-Port, of nog, Baron Ullens de Schooten.

VERTROUWELIJKHEID OF LEKMATERIAAL?

Wat jarenlang verborgen kon blijven verliest steeds sneller die status. Bij professionals van de confidentialiteit – vaak stevige huizen die vooral discretie verkopen en soliede dekmantels – worden vandaag massaal vertrouwelijke gegevens gestolen of naar buiten gesmokkeld. Vaak gaat het om banken, advocatenkantoren of de grote internationale audithuizen, die strikte vertrouwelijkheidsverbintenissen hebben ten opzichte van hun cliënteel.

 LEGALE ONTDUIKERS: KLOKKENLUIDERS

Voor het lekken van vertrouwelijke data bestaan inmiddels in vele landen legale ontduikingsroutes, de zgn. klokkenluidersregelingen. Die verlenen wettelijke verschoningsgronden aan de organisatoren van lekken die hun wettelijke en/of contractuele vertrouwelijkheidsverbintenissen schenden, voor zover zij het algemeen belang daarmee zouden dienen. De regelingen strekken er ook vaak toe om de bronnen van deze data in bescherming te nemen tegen retorsiemaatregelen van door de lekken benadeelde partijen.

Hierin zit een wrang element, omdat aan de basis van de publicaties van het ICIJ vaak een misdrijf ligt in hoofde van de bron die data steelt en doorgeeft. De klokkenluidersregelingen zijn ingegeven door het hoger doel van bestrijding van internationale georganiseerde misdaad en corruptie, dat voorrang krijgt op vertrouwelijkheid die wordt misbruikt om onwettige constructies, witwaspraktijken of fiscale fraude te verbergen.

Ook dat wringt enigszins, omdat landen onderling elkaar fors beconcurreren met fiscale voordelen en privileges in het licht van hun aantrekkingskracht voor en retentie van internationale investeringen – ook landen die tegelijk klokkenluidersregelingen hebben.   België figureert op sommige landenlijsten tussen landen die internationaal als fiscale paradijzen aangemerkt zijn.

LES EXTREMES SE TOUCHENT

Meestal zijn klokkenluidersregelingen nog imperfecte stelsels  in experimentele stadia, waarin de extremen van illegaliteit en nobele doelstellingen dicht bij elkaar kunnen liggen. De doelstelling is om financiële engineering met fiscale fraude-oogmerk of het witwassen van corruptie-opbrengsten te ontmoedigen. De geboden bescherming aan anonieme bronnen is niet altijd perfect.

Wel staat vast dat de publicaties langzaam maar zeker elke rechtszekerheid die fraudeurs zouden willen opzoeken ondermijnt, en dat nooit in de geschiedenis zo drastisch werd ingegrepen in de doorbraak van bankgeheimen en andere traditionele beginselen wanneer ze  als misbruikbevorderend worden gebrandmerkt.

Dat perspublicaties daartoe bijdroegen, behoort tot de geroemde vierde macht-functie van de pers, die misbruiken van de gestelde politieke en economische machten moet observeren, analyseren en openbaar maken.

COLLATERAL DAMAGE

Journalisten werken hier dicht bij de vlam, en dan is er altijd gevaar voor fouten. Zo is het verleidelijk om uit de aanwezigheid van een exotisch adres een frauduleus oogmerk of effectieve fraude af te leiden, en ook deze week waren er zulke suggesties. Sommige bedrijven antwoordden op nietszeggende wijze of zweetten zwijgend de publicatieperiode uit, in de hoop dat de wind wel weer gaat liggen.

Andere reageerden fors en manmoedig. Dat deed Bart Desmet, topman van verzekeraar Ageas, in een radio-interview, en nadien in De Standaard op 8 november en in De Tijd op 9 november. In De Tijd van 7 november, publicatiedatum van het eerste Paradise-artikel, was nog een woordvoerder namens Ageas opgevoerd met een wat vrijblijvende reactie. Bart Desmet reageerde evenwel nadien krachtig en helder:  géén opgezette constructie, géén enkel fiscaal voordeel. Ageas heeft zijn verschuldigde belastingen aan bijna 50% betaald aan de Belgische Staat, en was trouwens eerder in het jaar door De Tijd opgenomen in de lijst van de grootste belastingbetalers van het land. De Bermudavestiging was geërfd bij een overname en inmiddels inactief, zonder dat ze ooit had gediend voor een fiscale ontduiking door Ageas.

HOOR EN WEDERHOOR KAN EN MOET EVEN FORS ALS ONTHULLING

De rapportage van de Paradise Papers door DT zou sterker geweest zijn, mocht de tijd zijn genomen om effectief het woord te geven aan de topman van Ageas, en zulks voor de publicatie. Dan zou wellicht Ageas niet eens genoemd zijn, of minstens zou meteen de feiten volledig naar voor zou zijn gekomen; die sluiten de insinuatie van misbruik eigenlijk uit.

Het is niet behoorlijk om een bedrijf  achter de feiten aan te laten lopen… Grondig onderzoek van de feiten gebeurt voor de publicatie, omdat er altijd wat blijft  hangen van  aangevoerde insinuaties. Dat had moeten vermeden worden.

Immers, zo wil het de journalistieke deontologie: men moet de betrokkenen voor publicatie correct en ruim de gelegenheid geven om hun standpunt naar voor te brengen. Het is daarbij naar mijn mening aangewezen dat er een verhouding van evenredigheid is tussen de wijze waarop een redactie het deontologisch beginsel van “hoor en wederhoor” toepast, en de ruime opmaak die men aan berichten wenst te geven. Dat had dus veel beter gekund.

Dat zou overigens sporen met de website van ICIJ, waarop (nu?) de waarschuwing prijkt dat de aanwezigheid van een bedrijf in die papers niet noodzakelijk inhoudt dat ze worden verdacht van of gelinkt aan fiscale fraudepraktijken.

 Dit stuk werd op 10 nov. 2017 ook gepubliceerd op www.vrt.be/vrtnws 

Leo Neels