De schandpaal is slechte journalistiek

‘Trial by media’ werd in de voorbije weken opnieuw een thema, het is hét spanningsveld tussen media en justitie. Aan de ene kant moet journalistiek  gaan over de grote maatschappelijke aangelegenheden  van algemeen belang, en geldt de pers  als de ‘publieke waakhond’. Die moet dus ook de goede gang van zaken bewaken, en één van de methoden om dat te doen is om de zaken die verkeerd dreigen te lopen op te sporen en kritisch  te analyseren. Aan de andere zijde worden  strafzaken door justitie behandeld, maar men beseft onmiddellijk dat er tussen justitie met zijn trage en formele behandeling van rechtszaken, en media met hun hoog ritme en grote publiciteit een flink spanningsveld bestaat.

Het thema ‘trial by media’ wijst op overdreven media-aandacht voor spectaculaire zaken, vandaag vaak al in de fase van de opsporing en het gerechtelijk onderzoek. Als daar aanhoudingen of huiszoekingen bij te pas komen, of inbeslagnames, dan zijn er direct al publieke elementen die hun weg naar de publiciteit vinden via toevallige getuigen met een smartphone, en het spel zit op de wagen. Dat kan de latere serene rechterlijke beoordeling van de schuldvraag onder druk zetten. Denk aan de Bende, de Kasteelmoord, … de lijst is ellendig lang.

EERST OORDELEN, DAN BEGRIJPEN ?

Er zit een weerkerende dynamiek in zulke zaken. Een bepaalde aangelegenheid trekt buitensporige aandacht, en er wordt sneller ge-, be- en veroordeeld dan dat de onderliggende feiten bekend zijn. Recent was er nog de mediatieke brandstapel waarop een eerder gevierd tv-figuur terecht kwam toen hij zijn eigen You Tube-filmpje over zijn misplaatste smsj’jes had gepost. Al de rest kon er achteraan lopen, en het was kwaad was geschied. Bij zoverre dat de advocate van de bestemmelingen van de sms’jes inmiddels voorhoudt dat de man al zwaar gestraft werd (DT 18 nov). Ze heeft helemaal gelijk. De goede volgende vraag is dan: wat nu?

MEDIATIEK SNELRECHT

Het cocktail van het mediaproces is gekend: overdreven aandacht, vooroordeel, direct negatief oordeel en veroordeling ten overstaan van  de publieke opinie. Het stigmatiseert en kan het vermoeden van onschuld van de betrokkene in het gedrang brengen, en de actoren in de latere juridische procedure beïnvloeden in hun sereen oordeelsvermogen.

Bewegingen zoals #metoo kunnen snel leiden tot sanering van onaanvaardbare attitudes uit het verleden, en dat kan goed zijn, maar ze vergen een grote tol door hun brutale werkwijze. Daar is grote ruimte voor verbetering en de rol van opiniemakers en media is daarin  doorslaggevend.

GOEDE GERECHTSJOURNALISTIEK IS GENUANCEERD

Let wel, rechtsbedeling is een belangrijke maatschappelijke zaak van algemeen belang en moet media-aandacht krijgen. Die aandacht kan, conform de vaste rechtspraak, zowel kritisch als radicaal zijn.

Maar ze mag en moet vooral toch degelijk zijn, gesteund op een gedegen kennis van de feitelijke grondslag en de rechtmatige belangen en rechten van alle betrokkenen. Mediatiek snelrecht beantwoordt nooit aan die criteria, het heeft iets van de middeleeuwse standrechtelijke executie.

Journalistieke aandacht moet reserve inbouwen voor haar eigen nevenwerkingen. Zeker de onderzoeksfase is delicaat omdat ze nog rust op vermoedens, veel onbekende factoren en onzekerheden, en – tegelijk – fataal publiek kenbare elementen. Om die redenen zijn zulke onderzoeken in de regel geheim, en moeten politionele ambtenaren met delicatesse optreden bij gebruik van geweld, vrijheidsberoving en voorleiding.

JOURNALISTEN ZIJN VRIJ MAAR DAT HOUDT GEEN VRIJBRIEF IN

En neen, journalisten zijn geen medewerkers van justitie, ze zijn ook op dat vlak onafhankelijk. Ze zijn ook niet partijdig aan de zijde van mogelijke slachtoffers, noch pleitbezorgers van potentiële verdachten. Dat eist hun onafhankelijkheid.

Hun rol is kritisch te zijn naar het proces, naar de bejegening van het delict door autoriteiten, hun rol is niet om de potentiële dader van een eventueel delict aan de publieke verachting bloot te stellen.

Het is vaak verleidelijk om emotioneel aan de slachtofferzijde te gaan staan en te oordelen en veroordelen: ook dat is makkelijker dan observeren, verslag uitbrengen en op een serene wijze kritisch te zijn. Voorop dient te staan het algemeen belang dat we hebben bij goed  verloop van rechtsbedeling en bij  de zoektocht van de maatschappij naar wat werkelijk gebeurd is en hoe we daar in een rechtsstaat correct en rechtvaardig moeten mee omgaan. Zulke kritische en serene journalistiek functioneert dan ten bate van de samenleving, van de rechten van de slachtoffers én van de rechten van verdediging van de mogelijke dader(s). Daarin is het vermoeden van onschuld van kardinaal belang.

KRITISCH MEDIAVERTROUWEN IN JUSTITIE

Spektakeljournalistiek staat daaraan in de weg. Het Hof voor de Rechten van de Mens heeft hier al eerder op gewezen: wanneer, aldus het Hof in Straatsburg, het publiek gewoon zou worden aan het regelmatig weerkerend spektakel van pseudoprocessen in de media, heeft dat op termijn  desastreuze gevolgen voor de aanvaarding door de publieke opinie van hoven en rechtbanken als de geëigende fora om te oordelen over iemands schuld of vrijspraak in strafzaken.

JOURNALISTIEK JE M’EN FOUTISME ?

Uit de juiste vaststelling dat journalisten geen medewerkers zijn van justitie, werd recent botweg  afgeleid dat journalisten dan ook niet gebonden zijn door het vermoeden van onschuld ten aanzien van wie gerechtelijk geïnterpelleerd wordt (
https://www.knack.be/nieuws/belgie/journalisten-zijn-geen-medewerkers-van-justitie-en-zijn-niet-gebonden-door-het-vermoeden-van-onschuld/article-opinion-928479.html ). Dat is uiteraard verkeerd. Het vermoeden van onschuld is het gevolg van het persoonlijkheidsrecht van alle burgers op vrijwaring van hun eer en goede naam, van hun integriteit ten opzichte van eenieder.  Iedereen moet daar respect voor opbrengen, ook journalisten.

Wanneer iemand het voorwerp wordt van een gerechtelijk onderzoek of zich strafrechtelijk moet verantwoorden, leidt het tot een vooroordeel van onschuld tot het tegendeel zou bewezen zijn en definitief uitgesproken. Dat houdt het recht in om zich correct en met alle juridische rechtsmiddelen te verdedigen tegen strafrechtelijke bezwaren. Ook journalisten moeten de rechten van personen, instellingen of bedrijven die in zulke positie zijn,  ontzien.

Toch mogen ze over onderzoeksmaatregelen (in de mate dat ze die rechtmatig kennen), inverdenkingstellingen en strafrechtelijke vervolgingen kritisch schrijven. Het zijn in de regel zaken van maatschappelijk belang, zeker bij opvallende delicten. Ze zijn ook vrij te schrijven over de geïnterpellerde personen, maar hun persoonlijkheidsrechten gelden ook ten aanzien van journalisten, en die rechten worden door de journalistieke missie absoluut niet buiten werking gesteld.

HET ECHTE FAIR PROCES HOORT IN DE RECHTSZAAL.

Het Hof in Straatsburg drukt dit als volgt uit: ook publieke figuren beschikken over alle garanties op een fair proces, en over het onverkorte recht om zich net zoals anderen in rechte te verdedigen voor een onafhankelijke rechtbank. Ook journalisten die over hangende rechtszaken verslag uitbrengen, moeten dit ten allen tijde voor ogen houden. De toelaatbaarheid van hun commentaar is immers beperkt doordat hun opinies noch bewust noch onbewust enig vooroordeel mogen inhouden, en ze mogen de kansen van de betrokkene op een eerlijk proces niet in de weg staan, noch het publiek vertrouwen in de rol van hoven en rechtbanken in de rechtsbedeling ondermijnen.

De behandeling die journalistiek reserveerde voor de destijds sympathieke televisiemaker is niet fraai. Alle betrokken partijen – niet in het minst de blunderende man en de advocate van de onheus bejegende vrouwen – kunnen elkaar een dienst bewijzen door de sereniteit te herstellen en een maatschappelijk correcte oplossing na te streven die waardiger is dan de mediatieke dood met de kogel.

 

Ook gepubliceerd op www.vrt.be/vrtnws op 24 november 2017

 

 

 

Leo Neels