Staatsnoodrecht

De belangrijkste taak van overheden is hun bevolking te beschermen. De paradox van de bescherming tegen de coronapandemie, is dat ze daarbij forse beperkingen moet opleggen aan onze vrijheid om te gaan en te staan waar we willen, of nog, de uitoefening van de vrijheid van handel, onderwijs, vereniging of religie. Dat schuurt, en toch moet het. Hoe verzoen je dat conflict in een rechtsstaat?

            Tot juli deed de regering beroep op “bijzondere machten”: snel regeringsoptreden kreeg daarmee een correcte wettelijke grondslag. België heeft geen staatsnoodrecht, hoewel de behoefte daaraan glashelder is. Vandaag kan de regering enkel beroep doen op de Wet van 15 mei 2007 betreffende de civiele veiligheid.

Die wet kwam er  3 jaar na de gasontploffing in Gellingen in 2004, voornamelijk om een herhaling van de chaos van de hulpverlening te voorkomen. Semantisch gaat ze over de medische en sanitaire hulpverlening onder leiding van de Ministers van Binnenlandse Zaken en Volksgezondheid. Juridisch regelt ze toch voornamelijk de aansturing van effectieve hulpverleningsdiensten van alle aard bij rampen. Terzijde: de wet illustreert pijnlijk het Belgisch talent om zaken geweldig complex te maken.

FUNDAMENTELE RECHTEN EN VRIJHEDEN ZIJN NIET ABSOLUUT

Tot nader order hebben Hoven en Rechtbanken de wettelijke grondslag van de coronabesluiten niet in vraag gesteld. De vraag is toch pertinent, omdat de coronamaatregelen de uitoefening van fundamentele rechten en vrijheden tijdelijk beperken, wat een correcte wettelijke basis vergt. Het arrest van 8 december van de Raad van State legde enkel een minimale en evidente wijziging op voor erediensten, zodat het euvel van mogelijk overdreven beperking van de godsdienstvrijheid verviel.

Het Vlaams decreet Preventieve Gezondheidszorg van 2003 levert een wetskrachtige grondslag, doch enkel in Vlaanderen; Vlaamse gemeentelijke autoriteiten vinden die grondslag in de Gemeentewet (1988). Op federaal vlak moet de wettelijke grondslag verbeterd worden. Daar wordt nu werk van gemaakt.

Dat is belangrijk, omdat we kritisch moeten zijn ten aanzien van beperkingen van fundamentele rechten en vrijheden van burgers, die essentieel zijn in de democratische rechtsstaat. Die rechten kunnen niet buiten werking worden gesteld, uit hoofde van het schorsingsverbod van art. 187 Grondwet: daarom kunnen we geen “noodtoestand”  invoeren zoals Frankrijk dat kan. Maar er is wel plaats voor een staatsnoodrecht, o.m. voor een buitengewoon ernstig gevaar voor de volksgezondheid. Dat kan de uitoefening van fundamentele rechten en vrijheden aan beperkingen onderwerpen.

Dat kan maar mits drie voorwaarden: de beperking moet een deugdelijke wettelijke grondslag hebben en een legitiem doel, waaronder (o.m.) de bescherming van de volksgezondheid en de rechten en vrijheden van anderen. En de beperking mag niet verder gaan dan voor de bescherming van dat legitiem oogmerk noodzakelijk is, een voorwaarde die aangeeft dat beperkingen nauwkeurig moeten zijn en zo beperkt mogelijk. 

De afwezigheid van staatsnoodrecht toont hoe onvoorbereid we waren op de pandemie, niet alleen medisch en organisatorisch, doch ook juridisch. Het is een toonbeeld van de zwakte van de rechtscomponent in onze samenleving, de belabberde staat van onze wetgeving en handhaving.

SAMEN LEVEN: EEN FUNDAMENTELE VAARDIGHEID 

Ten aanzien van beperkingen van fundamentele rechten, kan het zo zijn dat sommigen zich extreem geraakt voelen, bijvoorbeeld omdat ze de uitoefening van hun diepste religieuze overtuiging beperkt. Toch kan een democratie dan, onder de genoemde voorwaarden,  rechtmatig kiezen ten voordele van de collectiviteit, als onderdeel van de vrijwaring van de rechten en vrijheden van anderen. 

De belijding van diepe overtuigingen kan daar, in specifieke gevallen, voor moeten wijken. Men denke aan het hoofddoekarrest van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens of het rode ster-arrest, ten aanzien van politieke symbolen en de gevoelens die deze bij sommigen kunnen opwekken. De eisen van de samen-leving hebben, wanneer het niet anders kan, voorrang op de gevoelens van een individu of een groepering.

PLICHTEN EN VERANTWOORDELIJKHEDEN

            De uitoefening van fundamentele rechten en vrijheden kan dus wel degelijk  beperkt worden, omdat zij “plichten en verantwoordelijkheden” met zich brengt. Daar staan we nog weinig bij stil, … “plichten en verantwoordelijkheden”….

Art 8 van het Vlaams decreet Preventief Gezondheidsbeleid bepaalt met zoveel woorden dat elke persoon een individuele verantwoordelijkheid heeft voor de eigen gezondheid, en die van zijn medemensen. 

Blijft dat, naast een correct beleid, niet de grootste drijver om samen door die pandemie te komen? Misplaatste politionele branie helpt ons daarbij niet.

Prof em dr Leo Neels

Op 18 12 gepubliceerd op www.tijd.be

Leo Neels