Recht spreken is altijd een heikele zaak, en zeker in moordzaken. De parachutemoordzaak en de jongerenmoordzaak voor het Hof van Assisen van Tongeren zijn er schrikwekkende voorbeelden van.
De parachutemoordzaak blijft bij als een vaudeville in en buiten de rechtszaal. Terecht is de pleitvrijheid van advocaten strafrechtelijk totaal geïmmuniseerd, doch zoals alle vrijheden kan zij worden misbruikt. Dat ligt in de handen van de pleitende advocaten, hun deontologische oversten en de zittingsvoorzitter. Op vele ogenblikken hadden sommigen toen hun stem luider mogen verheffen om de sereniteit te herstellen. Sommigen hadden ook wat meer mogen zwijgen, vooral op de trappen van het gerechtsgebouw en voor camera’s en microfoons. Evenmin noodzaakt openbaarheid de rechtstreekse televisie-uitzending van proceshandelingen. Is iedereen vandaag gerustgesteld dat met de vaststelling van de juridische waarheid toen, ook werkelijk recht is gesproken, en dat de beschuldigde toen geheel gevrijwaard werd in haar vermoeden van onschuld en haar rechten van verdediging?
De nu lopende gruwelzaak begon met spreekverboden aan de pleitende advocaten over de zaak. Dat is het andere uiterste. Nochtans werkt rechtsbedeling zelden met extremen, vaker met nuances. Dan werd direct het verzoek van de beschuldigde om niet in beeld te worden gebracht ingewilligd. De Voorzitter oefent discretionair de politie van zijn zitting uit en dient het goed verloop van de procedure te garanderen. Diende daartoe zulk verzoek integraal te worden ingewilligd? Is aanvaardbaar dat het foto- en filmverbod ook werd gevolgd door een tekeningenverbod… ook met retro-actieve werking? Allerminst overtuigend.
Zeker beschikt een beschuldigde over vele rechten, maar niet meer over al zijn rechten; o.m. is hij van zijn vrijheid beroofd. De omstandigheid dat hij moet terechtstaan berooft hem niet van zijn recht op afbeelding, zijn recht om niet te hoeven ondergaan dat hij wordt gefilmd of gefotografeerd. Maar. Zijn recht is geenszins absoluut. De man heeft zich zelf in de omstandigheid gebracht dat hij zich in het openbaar moet verdedigen tegen de zwaarst denkbare beschuldigingen. Daar zijn inperkingen op zijn vrijheden en zijn rechten aan verbonden.
Eén van die inperkingen is dat rechtspraak principieel openbaar is – dat is, naar hedendaags gevestigd inzicht, zowel openbaar ten opzichte van de aanwezigen als ten opzichte van het publiek. Media zijn dan het publiek, u en ik, zij vertegenwoordigen het publiek, zijn onze ogen en oren. Waarom werd dan toch radikaal voorrang gegeven aan een individueel recht, en het recht van de openbaarheid – een recht van de samenleving – in de vorm van zichtbaarheid en herkenbaarheid van de man volledig miskend? Er waren en zijn tussenoplossingen. Beperkte foto’s of beelden, zonder dat proceshandelingen integraal voor beeldopname, uitzending, laat staan directe transmissie in aanmerking komen, hadden gekund en kunnen nog. Als de beschuldigde daar negatief op reageren zou, dan is dat maar zo; een assisenvoorzitter heeft ook de politie van zijn zitting voor zulke gevallen, en moet die dan maar aanwenden om de normale rechtsgang te handhaven en herstellen.
Voorzitter en Hof namen geen spontane maatregelen om post mortem-beelden van de vermoorde jongelui niet publiek te tonen, in een zaal zonder publiek en zonder media. Opvallend in het licht van eerdere beslissingen. Integendeel zelfs, een daartoe strekkend verzoek van familieleden werd afgewezen … op grond van het openbaarheidsbeginsel. Tegen de hierboven geschetste radicaliteit van eerdere beslissingen is deze beslissing moeilijk te begrijpen. Dergelijke beelden behoren niet uit zichzelf tot de openbaarheid – ook al werden de stoffelijke resten van de vermoorde jongeren in de publieke ruimte aangetroffen.
Evenzeer is niet te begrijpen dat aan omroepjournalisten het recht van toegang tot de zitting tijdelijk wordt ontzegd, op grond van de hypothese dat getoonde foto’s in hun bezit zouden zijn gekomen door sluikse opnamen in de zittingzaal, terwijl ze geloofwaardig aanvoeren dat die hypothese feitelijke grondslag mist. Van assisendossiers bestaan meerdere kopies die alle partijen kunnen hebben; het gaat om stomme foto’s van het interieur van de verdachte bij de huiszoeking. Die hoéfden niet bij media terecht te komen, maar die kùnnen daar terecht komen, ook zonder dat zulks aan redacties kan worden verweten. Het is verkeerd daarvoor het recht van toegang tot een openbare terechtzitting aan een medium te ontzeggen. Dat is niet verenigbaar met de fundamentele bepalingen inzake expressievrijheid, waartoe een niet-discriminerend toegangsrecht tot openbare proceshandelingen eigenlijk hoort. Niet met open microfoon en actieve camera, maar wel als volgers van het proces namens de publieke opinie.
Recht spreken is moeilijk. Openbaarheid van de procedure garanderen in overeenstemming met sereniteit en privacy-elementen kan complex zijn. Discretionaire uitoefening van de zittingspolitie kan in strijd komen met bestaande maar toch beperkte mogelijkheden om spreekverboden te verordenen, afbeeldingsverboden uit te vaardigen en journalistiek bijwoningsrecht te ontzeggen. In Tongeren zijn de evenwichten zoek geraakt, eerst eens in de ene richting en dan weer in de andere richting. De balans van Vrouwe Justitia werd een slinger, en dat kan niet de bedoeling zijn.
Leo NEELS
Mediarecht ULeuven en UAntwerpen